14.2-2 Het centrale zenuwstelsel deel 2 5V 2324

14.2 Het centrale zenuwstelsel 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

14.2 Het centrale zenuwstelsel 

Slide 1 - Slide

Vraag 1
Welk(e) cijfer(s) geeft/geven
 de cellen van Schwann aan?

Slide 2 - Slide

Lesdoel 14.2 Je kunt
  • de anatomie van de hersenen beschrijven, inclusief de verschillende functies (BINAS 88C)
  • de bouw van het ruggenmerg beschrijven (BINAS 88J)
  • uitleggen waar de witte en grijze stof van het ruggenmerg zich bevindt en waar het uit bestaat
  • het verloop van een reflex beschrijven (BINAS 88K)

Slide 3 - Slide

Kleine hersenen

Slide 4 - Slide

Kleine hersenen 
Coördinatie
bewegingen.
Werkt dus samen 
met de primaire en
secundaire 
motorische schors.

Slide 5 - Slide

Hypothalamus

Slide 6 - Slide

Hypothalamus
  • Temperatuurregelaar
  • Biologische klok
  • Hormoonklier

Slide 7 - Slide

Thalamus

Slide 8 - Slide

Thalamus
  • Informatiefilter vanuit de zintuigen (behalve van geur). 
  • Aansturen van emoties

Slide 9 - Slide

Hersenstam

Slide 10 - Slide

Hersenstam 
  • Verbindt de hersenen met het ruggenmerg
  • Hier kruisen de zenuwbanen zich (linkerhelft lichaam is verbonden met rechter hersenhelft).

Slide 11 - Slide

Ruggenmerg

Slide 12 - Slide

Ruggenmerg (88J)
  • Loopt van hersenen naar stuitje. 
  • Loopt door de wervels in de wer-
velkolom.
  • Bij elke wervel ontspringen
zenuwen.
Wervel

Slide 13 - Slide

grijze stof/witte stof/sensorisch neuron/schakelcel/motorisch neuron/spinale ganglia

Slide 14 - Slide

Ruggenmerg (88J)
Aan de rugzijde (dorsaal) komen de
sensorische neuronen binnen. De cel-
kernen ervan liggen nog buiten
het ruggenmerg in de spinale ganglia.

Slide 15 - Slide

Ruggenmerg (88J)
Aan de buikzijde (ventraal) gaan de
motorische neuronen naar buiten. 
De celkernen hiervan liggen ín het
ruggenmerg.

Slide 16 - Slide

Reflex
Snelle, onbewuste reactie op een prikkel.
Vaak ter bescherming/ voorkoming van problemen.
Loopt meestal via het ruggenmerg (en meteen weer terug).

Slide 17 - Slide

motorisch neuron/sensorisch neuron/biceps/triceps/(remmende) schakelcel

Slide 18 - Slide

Reflexboog

Slide 19 - Slide

Hersenzenuwen (88L)
Reflexen die lopen via een hersen-
zenuw lopen via de hersenstam 
ipv het ruggenmerg.


Slide 20 - Slide

Lesdoel 14.2 Je kunt
  • de bouw van het ruggenmerg beschrijven (BINAS 88J)
  • uitleggen waar de witte en grijze stof van het ruggenmerg zich bevindt en waar het uit bestaat
  • het verloop van een reflex beschrijven (BINAS 88K)

Slide 21 - Slide

Vraag 1
Een proefpersoon bevindt zich in een zonnige tuin. Hij loopt naar binnen en komt in een donkere kamer. De pupilreflex zorgt dan voor het verwijden van de pupillen. Welk gedeelte van het centrale zenuwstelsel maakt deel uit van deze reflexboog?
A. hersenstam
B. ruggenmerg
C. grote hersenen
D. netvlies
E. spinaal ganglion

Slide 22 - Slide

Vraag 1
Een proefpersoon bevindt zich in een zonnige tuin. Hij loopt naar binnen en komt in een donkere kamer. De pupilreflex zorgt dan voor het verwijden van de pupillen. Welk gedeelte van het centrale zenuwstelsel maakt deel uit van deze reflexboog?
A. hersenstam
B. ruggenmerg
C. grote hersenen
D. netvlies
E. spinaal ganglion

Slide 23 - Slide

Vraag 2
Welk nummer geeft
een spinaal 
ganglion aan?

Slide 24 - Slide

Vraag 2
Welk nummer geeft
een spinaal 
ganglion aan?

4

Slide 25 - Slide

Vraag 3
Je schopt tegen een muur aan. Waar ontstaan de impulsen voor de samentrekking van je dijbeenspieren?
A. In de grijze stof van je ruggenmerg
B. In de witte stof van je ruggenmerg
C. In de grijze stof van je grote hersenen
D. In de witte stof van je grote hersenen


Slide 26 - Slide

Vraag 3
Je schopt tegen een muur aan. Waar ontstaan de impulsen voor de samentrekking van je dijbeenspieren?
A. In de grijze stof van je ruggenmerg
B. In de witte stof van je ruggenmerg
C. In de grijze stof van je grote hersenen
D. In de witte stof van je grote hersenen


Slide 27 - Slide

Huiswerk
In de online methode.
Maak de opdrachten van 
14.2 (19, 20, 21, 24)



Slide 28 - Slide