This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Grammatica woordsoorten
olw, blw, bn, zn,
hww, zww, vz
Slide 1 - Slide
Doelen woordsoorten
1. Je weet wat een bepaald lidwoord (blw), onbepaald lidwoord (olw), bijvoeglijk naamwoord (bn), zelfstandig naamwoord (zn), hulpwerkwoord (hww), zelfstandig werkwoord (zww) en een voorzetsel (vz) is.
2. Je kunt deze woordsoorten benoemen in een zin.
Slide 2 - Slide
1. Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
liever
B
slim
C
kans
D
leuk
Slide 3 - Quiz
2. Het is een goed plan.
Is het wel of geen lidwoord?
A
wel
B
geen
Slide 4 - Quiz
3. Het meisje was weggelopen. het is .....
A
geen lidwoord
B
een bepaald lidwoord
C
een onbepaald lidwoord
Slide 5 - Quiz
4. Hij behoorde tot een van de winnaars. een is …...
A
een bepaald lidwoord
B
een onbepaald lidwoord
C
geen lidwoord
Slide 6 - Quiz
5. Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
over
B
waardeloos
C
gouden
D
Amsterdam
Slide 7 - Quiz
6. Helaas was het erg mistig vandaag. het is ….
A
geen lidwoord
B
een bepaald lidwoord
C
een onbepaald lidwoord
Slide 8 - Quiz
7. Een bn zegt iets over een …...
A
lw
B
zn
C
ww
Slide 9 - Quiz
8. Een bn staat meestal …… het zn.
A
voor
B
achter
Slide 10 - Quiz
9. Maak een kort zinnetje waarbij het bn achter het zn staat.
Slide 11 - Open question
10. Wat is een stoffelijk bn? De …… tafel.
A
vierkante
B
verkleurde
C
houten
D
ruwe
Slide 12 - Quiz
11. Een stoffelijk bn eindigt meestal op...
A
-E
B
-R
C
-ER
D
-EN
Slide 13 - Quiz
12. Welk stoffelijk bn heeft geen meervoud op -en?
A
katoen
B
glas
C
nylon
D
steen
Slide 14 - Quiz
13. Benoem het onderstreepte woord.
De aardige dame heeft de onzekere jongen een compliment gegeven.
A
blw
B
bn
C
zn
D
zww
Slide 15 - Quiz
14. Benoem het onderstreepte woord.
De aardige dame heeft de onzekere jongen een compliment gegeven.
A
blw
B
bn
C
zn
D
zww
Slide 16 - Quiz
15. Benoem het onderstreepte woord.
De aardige dame heeft de onzekere jongen een compliment gegeven.
A
bn
B
zn
C
hww
D
zww
Slide 17 - Quiz
16. Benoem het onderstreepte woord.
Op de tafel stond een mooie bos bloemen.
A
blw
B
olw
C
bn
D
vz
Slide 18 - Quiz
17. Benoem het onderstreepte woord.
Op de tafel stond een mooie bos bloemen.
A
bn
B
zn
C
hww
D
zww
Slide 19 - Quiz
18. Benoem het onderstreepte woord
Op de tafel stond een mooie bos bloemen.
A
bn
B
zn
C
blw
D
vz
Slide 20 - Quiz
19. Is het onderstreepte woord een voorzetsel?
Vanwege het coronavirus is de carnaval dit jaar afgelast.
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quiz
20. Is het onderstreepte woord een voorzetsel?
De enthousiaste kinderen renden de school in.
A
ja
B
nee
Slide 22 - Quiz
21.Is het onderstreepte woord een voorzetsel?
De leerlingen maakten alle opdrachten netjes af.
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quiz
22. In een werkwoordelijk gezegde kunnen 2 zelfstandige werkwoorden staan.
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quiz
22. In een werkwoordelijk gezegde kunnen 2 hulpwerkwoorden staan.
A
juist
B
onjuist
Slide 25 - Quiz
23. Is het onderstreepte woord een zww of een hww?
In de straat worden verschillende bomen omgekapt.
A
zww
B
hww
Slide 26 - Quiz
24. Is het onderstreepte woord een zww of een hww?
In de straat worden verschillende bomen omgekapt.
A
zww
B
hww
Slide 27 - Quiz
25. Is het onderstreepte woord een zww of een hww?
Zullen alle leerlingen op de toets goed kunnen gaan scoren?