Grammatica woordsoorten blw, olw, bn, zn, hww, zww, vz

Grammatica woordsoorten

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica woordsoorten

Slide 1 - Slide

Doelen woordsoorten
1. Je weet wat een lidwoord, bijvoeglijk naamwoord (bn), zelfstandig naamwoord (zn), voorzetsel (vz) en persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.) is.
2. Je kunt deze woordsoorten benoemen in een zin. 

Slide 2 - Slide

1. Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
liever
B
slim
C
kans
D
leuk

Slide 3 - Quiz

2. Het is een goed plan.

Is het wel of geen lidwoord?
A
wel
B
geen

Slide 4 - Quiz

3. Het meisje was weggelopen.
het is .....
A
geen lidwoord
B
een lidwoord

Slide 5 - Quiz

4. Hij behoorde tot een van de winnaars.
een is …...
A
voorzetsel
B
wel een lidwoord
C
geen lidwoord

Slide 6 - Quiz

5. Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
over
B
waardeloos
C
gouden
D
Amsterdam

Slide 7 - Quiz

6. Helaas was het erg mistig vandaag.
het is ….
A
geen lidwoord
B
wel een lidwoord

Slide 8 - Quiz

7. Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een …...
A
Lidwoord (lw)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Werkwoord (ww)

Slide 9 - Quiz

8. Een bn staat meestal …… het zn.
A
voor
B
achter

Slide 10 - Quiz

9. Maak een kort zinnetje waarbij het bn achter het zn staat.

Slide 11 - Open question

10. Wat is een stoffelijk bn?
De …… tafel.
A
vierkante
B
verkleurde
C
houten
D
ruwe

Slide 12 - Quiz

11. Een stoffelijk bn eindigt meestal op...
A
-E
B
-R
C
-ER
D
-EN

Slide 13 - Quiz

12. Welk stoffelijk bn heeft geen meervoud op
-en?
A
katoen
B
glas
C
nylon
D
steen

Slide 14 - Quiz

13. Benoem het onderstreepte woord.
De aardige dame heeft de onzekere jongen een compliment gegeven. 
A
blw
B
bn
C
zn
D
zww

Slide 15 - Quiz

14. Benoem het onderstreepte woord.


De aardige dame heeft de onzekere jongen een compliment gegeven. 
A
blw
B
bn
C
zn
D
zww

Slide 16 - Quiz

15. Benoem het onderstreepte woord.
De aardige dame heeft de onzekere jongen een compliment gegeven. 
A
bn
B
zn
C
ww
D
vz

Slide 17 - Quiz

16. Benoem het onderstreepte woord.

Op de tafel stond een mooie bos bloemen. 
A
zn
B
lw
C
bn
D
vz

Slide 18 - Quiz

17. Benoem het onderstreepte woord.
Op de tafel stond een mooie bos bloemen. 
A
bn
B
zn
C
vz
D
ww

Slide 19 - Quiz

18. Benoem het onderstreepte woord
Op de tafel stond een mooie bos bloemen. 
A
bn
B
zn
C
lw
D
vz

Slide 20 - Quiz

19. Is het onderstreepte woord een voorzetsel?
Vanwege het coronavirus is de carnaval dit jaar afgelast. 
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

20. Is het onderstreepte woord een voorzetsel?
De enthousiaste kinderen renden de school in
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

21.Is het onderstreepte woord een voorzetsel?
De leerlingen maakten alle opdrachten netjes af
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

23. Is het hen of hun?
De docent heeft ... een moeilijke toets gegeven.
A
hun
B
hen

Slide 24 - Quiz

24. Is het hen of hun?
We hebben het ... al verteld.
A
hun
B
hen

Slide 25 - Quiz

25. Is het hen of hun?
Hij wachtte uren op ....  .
A
hun
B
hen

Slide 26 - Quiz

26. Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden in deze zin?
Ik heb voor jullie een lekkere taart meegenomen, die door mijn moeder gebakken is.
A
Ik
B
Ik - jullie
C
Ik - jullie - mijn

Slide 27 - Quiz

27. Wat zijn de persoonlijk voornaamwoorden in deze zin?
Hij heeft het aan ons gegeven.
A
Hij
B
Hij - het - ons
C
Hij - ons

Slide 28 - Quiz