This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Grammatica woordsoorten
Slide 1 - Slide
Welke woordsoorten ken je nog?
Slide 2 - Mind map
Doelen woordsoorten
1. Je weet wat een bepaald lidwoord (blw), onbepaald lidwoord (olw), bijvoeglijk naamwoord (bn), zelfstandig naamwoord (zn), hulpwerkwoord (hww), zelfstandig werkwoord (zww) en een voorzetsel (vz) is.
2. Je kunt deze woordsoorten benoemen in een zin.
Slide 3 - Slide
1. Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
liever
B
slim
C
kans
D
leuk
Slide 4 - Quiz
2. Welk lidwoord is een bepaald lidwoord?
A
de
B
het
C
een
D
geen
Slide 5 - Quiz
3. Een meisje was weggelopen. 'Een' is .....
A
geen lidwoord
B
een bepaald lidwoord
C
een onbepaald lidwoord
Slide 6 - Quiz
4. Hij behoorde tot een van de winnaars. een is …...
A
een bepaald lidwoord
B
een onbepaald lidwoord
C
geen lidwoord
Slide 7 - Quiz
5. Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
over
B
waardeloos
C
gouden
D
Amsterdam
Slide 8 - Quiz
6. Helaas was het erg mistig vandaag. het is ….
A
geen lidwoord
B
een bepaald lidwoord
C
een onbepaald lidwoord
Slide 9 - Quiz
7. Een bn zegt iets over een …...
A
lw
B
zn
C
ww
Slide 10 - Quiz
8. Een bn staat meestal …… het zn.
A
voor
B
achter
Slide 11 - Quiz
9. Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groot
B
blauw
C
bril
D
mooi
Slide 12 - Quiz
9. Maak een kort zinnetje waarbij het bn achter het zn staat.
Slide 13 - Open question
10. Wat is een stoffelijk bn? De …… tafel.
A
vierkante
B
verkleurde
C
houten
D
ruwe
Slide 14 - Quiz
11. Een stoffelijk bn eindigt meestal op...
A
-E
B
-R
C
-ER
D
-EN
Slide 15 - Quiz
12. Welk stoffelijk bn heeft geen meervoud op -en?
A
katoen
B
glas
C
nylon
D
steen
Slide 16 - Quiz
13. Benoem het onderstreepte woord.
De aardige dame heeft de onzekere jongen een compliment gegeven.
A
blw
B
bn
C
zn
D
zww
Slide 17 - Quiz
14. Benoem het onderstreepte woord.
De aardige dame heeft de onzekere jongen een compliment gegeven.
A
blw
B
bn
C
zn
D
zww
Slide 18 - Quiz
15. Benoem het onderstreepte woord.
De aardige dame heeft de onzekere jongen een compliment gegeven.
A
bn
B
zn
C
hww
D
zww
Slide 19 - Quiz
16. Benoem het onderstreepte woord.
Op de tafel stond een mooie bos bloemen.
A
blw
B
olw
C
bn
D
vz
Slide 20 - Quiz
17. Benoem het onderstreepte woord.
Op de tafel stond een mooie bos bloemen.
A
bn
B
zn
C
hww
D
zww
Slide 21 - Quiz
18. Benoem het onderstreepte woord
Op de tafel stond een mooie bos bloemen.
A
bn
B
zn
C
blw
D
vz
Slide 22 - Quiz
19. Is het onderstreepte woord een voorzetsel?
Vanwege het coronavirus is de carnaval dit jaar afgelast.
A
ja
B
nee
Slide 23 - Quiz
20. Is het onderstreepte woord een voorzetsel?
De enthousiaste kinderen renden de school in.
A
ja
B
nee
Slide 24 - Quiz
21.Is het onderstreepte woord een voorzetsel?
De leerlingen maakten alle opdrachten netjes af.
A
ja
B
nee
Slide 25 - Quiz
22. In een werkwoordelijk gezegde kunnen 2 zelfstandige werkwoorden staan.
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quiz
22. In een werkwoordelijk gezegde kunnen 2 hulpwerkwoorden staan.
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quiz
23. Is het onderstreepte woord een zww of een hww?
In de straat worden verschillende bomen omgekapt.
A
zww
B
hww
Slide 28 - Quiz
24. Is het onderstreepte woord een zww of een hww?
In de straat worden verschillende bomen omgekapt.
A
zww
B
hww
Slide 29 - Quiz
25. Is het onderstreepte woord een zww of een hww?
Zullen alle leerlingen op de toets goed kunnen gaan scoren?
A
zww
B
hww
Slide 30 - Quiz
https:
Slide 31 - Link
Welke vragen heb je nog? Waarover wil je nog extra uitleg?