Week 35 Lezen 1.4 Opbouw en indeling van een tekst

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat staat er op de planning?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lezen - opbouw van een tekst
Wat weet je inmiddels (denk aan de lessen schrijven)?

Slide 4 - Slide

Nieuwe theorie

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Tekstverbanden en signaalwoorden
Jan gaat binnenkort werken. Hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. De ex-student zal zijn studievrienden minder zien. We zullen hem niet zo vaak in de kroeg aantreffen. Er gaat veel veranderen in zijn leven.

Jan gaat binnenkort werken, want hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi, maar nu breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. Ook zal de ex-student zijn studievrienden minder zien. We zullen hem vast niet meer zo vaak in de kroeg aantreffen. Kortom, er gaat veel veranderen in zijn leven.

Slide 9 - Slide

Wat is het signaalwoord in deze zin?

Ik lees elke dag de krant, zodat ik op de hoogte ben.

Slide 10 - Open question

Welk tekstverband geeft ZODAT aan?

Ik lees de krant elke dag, zodat ik op de hoogte ben.
A
een reden/argument
B
een tegenstelling
C
een conclusie
D
een oorzaak/gevolg

Slide 11 - Quiz

Welk tekstverband is er in deze zin?

Het is warm buiten, toch heb ik het koud.
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een samenvatting
D
een opsomming

Slide 12 - Quiz

Wat is het tekstverband in deze zin?

Je krijgt vrijstelling voor het maken van de toetsen, als je dit schooljaar een diploma haalt.
.
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een voorwaarde
D
een opsomming

Slide 13 - Quiz

Heb je genoeg kennis over signaalwoorden en hun tekstverbanden? (1.4)
JA
NEE

Slide 14 - Poll

Herhalen 
  1. Je krijgt eerst wat algemene vragen. (Klassikaal voor iedereen) ZONDER leestekst.
  2. Daarna krijg je de tekst + vragen.
  3. De antwoorden bespreken we in LessonUp.

Slide 15 - Slide

Waar vind je vaak het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?
A
in de inleiding en het middenstuk van de tekst
B
in de inleiding en het slot van de tekst
C
in de titel en inleiding van de tekst
D
in het middenstuk en het slot van de tekst

Slide 16 - Quiz

Het belangrijkste doel van een gebruiksaanwijzing bij een nieuwe televisie is...
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 17 - Quiz

Op welke twee dingen let je om de betrouwbaarheid van een tekst te bepalen?
A
Je kijkt of de bron betrouwbaar is.
B
Je kijkt of er plaatjes bij de tekst staan.
C
Je let op of er feiten in de tekst staan.
D
Je let op voor wie de tekst geschreven is.

Slide 18 - Quiz

Doe je mee aan het klassikaal analyseren van een tekst (7 vragen)?
JA
NEE

Slide 19 - Poll

Eerst deze tekst klassikaal.
Daarna: Lezen 1.4 Opbouw van een tekst opdrachten 1 en 2.
timer
3:00

Slide 20 - Slide

Wat is het onderwerp van tekst 1?
A
Hunebedden
B
Ongelukken van kinderen
C
Grafmonumenten

Slide 21 - Quiz

Tekst 1 is een …
A
advertentie
B
betoog
C
nieuwsbericht

Slide 22 - Quiz

Wat wil meneer Klompmaker bereiken?
A
De lezer informeren over het verbod om op hunebedden te klimmen.
B
De lezer instrueren wat men wel en niet mag bij een hunebed.
C
De lezer overtuigen dat een hunebed geen klimrek is.

Slide 23 - Quiz

Welke uitspraak over de betrouwbaarheid van tekst 1 is juist?
A
De schrijver geeft alleen de mening van de meneer Klompmaker en geen onpartijdige informatie.
B
De schrijver geeft zijn eigen mening en de mening van meneer Klompmaker over de feiten.
C
De schrijver noemt controleerbare feiten en de mening van meneer Klompmaker over de feiten.

Slide 24 - Quiz

Welke zin geeft de hoofdgedachte van tekst 1 het best weer?
A
Vanwege beschadigingen aan het hunebed wil meneer Klompmaker een afrastering om het hunebed.
B
Vanwege de vele ongelukken wil meneer Klompmaker een afrastering om het hunebed.
C
Vanwege het feit dat hunebedden grafmonumenten zijn, wil meneer Klompmaker een afrastering om het hunebed.

Slide 25 - Quiz

Voorkomt een touw als afrastering ongelukken?
A
Ja, want men krijgt een boete als men toch op het hunebed klimt
B
Nee, want kinderen kunnen makkelijk onder het touw door en alsnog het hunebed beklimmen.
C
Waarschijnlijk wel, omdat het een afscheiding is en er een bordje ‘niet betreden’ bij staat.

Slide 26 - Quiz

Wat bedoelt meneer Klompmaker in alinea 3 met ‘Het hunebed is nota bene het topstuk uit de Canon van Nederland’ ? Het hunebed is belangrijk voor …
A
bekende Nederlanders.
B
de Nederlandse geschiedenis.
C
de top van de Nederlandse samenleving.

Slide 27 - Quiz

Maken opdrachten 1 en 2
Daarna: Lezen 1.4 Opbouw van een tekst opdrachten 1 en 2.
Aan de slag!

Slide 28 - Slide