25 september. 1.4 Opbouw van een tekst

Wat gaan we vandaag doen:
  • Nieuwe theorie: 1.4 Opbouw van een tekst
  • We gaan klassikaal oefenen met een tekst, met vragen die gaan over de hoofdstukken: 1.1 Tekstdoel, 1.2 Hoofdgedachte/onderwerpen en 1.3 Betrouwbaarheid van een tekst. 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,3,4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen:
  • Nieuwe theorie: 1.4 Opbouw van een tekst
  • We gaan klassikaal oefenen met een tekst, met vragen die gaan over de hoofdstukken: 1.1 Tekstdoel, 1.2 Hoofdgedachte/onderwerpen en 1.3 Betrouwbaarheid van een tekst. 

Slide 1 - Slide

Nieuwe theorie

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Effect van signaalwoorden in een tekst
Jan gaat binnenkort werken. Hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. De ex-student zal zijn studievrienden minder zien. We zullen hem niet zo vaak in de kroeg aantreffen. Er gaat veel veranderen in zijn leven.

Jan gaat binnenkort werken, want hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi, maar nu breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. Ook zal de ex-student zijn studievrienden minder zien. We zullen hem vast niet meer zo vaak in de kroeg aantreffen. Kortom, er gaat veel veranderen in zijn leven.

Slide 5 - Slide

Door signaalwoorden te gebruiken wordt de tekst prettiger om te lezen + de betekenis ervan wordt duidelijker.

Slide 6 - Slide

Wat is het signaalwoord in deze zin?

Ik lees elke dag de krant, zodat ik op de hoogte ben.

Slide 7 - Open question

Welk tekstverband geeft ZODAT aan?

Ik lees de krant elke dag, zodat ik op de hoogte ben.
A
een reden/argument
B
een tegenstelling
C
een conclusie
D
een oorzaak/gevolg

Slide 8 - Quiz

Welk tekstverband is er in deze zin?

Het is warm buiten, toch heb ik het koud.
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een samenvatting
D
een opsomming

Slide 9 - Quiz

Wat is het tekstverband in deze zin?

Je krijgt vrijstelling voor het maken van de toetsen, als je dit schooljaar een diploma haalt.
.
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een voorwaarde
D
een opsomming

Slide 10 - Quiz

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

We begonnen met tien mensen, toen melden zich er nog eens tien. Nu is ons lokaal te klein.
A
Voorbeeld
B
Tegenstelling
C
Voorwaarde
D
Volgorde van tijd

Slide 11 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 12 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 13 - Quiz

Stappenplan 'ontleden van de tekst'
  1. Je krijgt eerst wat algemene vragen. (klassikaal)
  2. Daarna krijg je de tekst + vragen (klassikaal)
  3. De antwoorden bespreken we in LessonUp.

Slide 14 - Slide

Waar vind je meestal het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?
A
in de inleiding en het kern van de tekst
B
in de inleiding en het slot van de tekst
C
in de titel en inleiding van de tekst
D
in het middenstuk en het slot van de tekst

Slide 15 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Het bevat het belangrijkste nieuws van een nieuwsbericht.
B
Het vat de getailleerde inhoud in zinnen samen.
C
Het vertelt de kortst mogelijke versie van een samenvatitng.

Slide 16 - Quiz

Wat is het belangrijkste doel van de folder: Belastingaangifte, hoe doe ik dat?
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 17 - Quiz

Twee voorbeelden van een tekst met als doel OVERTUIGEN zijn:
A
Een bijdrage op een internetforum over klimaatopwarming.
B
Een folder over de opleiding tot automonteur.
C
Een gebruiksaanwijzing over het vervangen van een distributieriem.
D
Een verslag van een politieke bijeenkomst.

Slide 18 - Quiz

Welke twee teksten zijn het meest betrouwbaar?
A
De bijsluiter bij een penicillinekuur.
B
De beste actiefilm: Dark Knight. (internet: Film Vandaag)
C
Duurzame houtvervangers leveren meer winst op. (vaktijdschrijft: Bouw Totaal)
D
Artikel: Jan Smit thuis aan de COSTA (tijdschrift: Privé )

Slide 19 - Quiz

Welke uitspraken zijn juist?

Informatie in een tekst is betrouwbaarder als ....
A
de bron belang heeft bij de voorstelling van zaken.
B
de bron verstand heeft van zaken.
C
de bron van de tekst bekend is.
D
de informatie ouder is dan één week.

Slide 20 - Quiz

Wat is het MINST belangrijk bij het bepalen van de betrouwbaarheid van een tekst?
A
hoe de tekst is opgemaakt
B
of de tekst uit feiten bestaat
C
wat het doel van de tekst is
D
wie de tekst heeft egschreven

Slide 21 - Quiz

JA: je krijgt deze tekst.

Slide 22 - Slide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
doodsoorzaak Lucy
B
reconstructie Lucy
C
vondst skelet
D
wereldberoemd fossiel

Slide 23 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
instrueren
C
overhalen
D
overtuigen

Slide 24 - Quiz

Waarom kreeg het fossiel de naam Lucy?
A
Ze is vernoemd naar een nummer van de Beatles,
B
Ze is vernoemd naar de vrouw van de onderzoeker die de botten vond.
C
Ze is vernoemd naar een nummer dat werd gedraaid om moment van de vondst.
D
In het Beatles-nummer Lucy werd gezongen over de eerste oervrouw.

Slide 25 - Quiz

In alinea 4 staat:
'ze stonden onder meer door....' Waarnaar verwijst 'ze'?
A
het aapmensje
B
de breuken
C
de documentatie
D
de fossielen

Slide 26 - Quiz

In alinea 8 staat : 'De uitkomsten van het onderzoek door de Texaanse onderzoekers worden niet voor zoete koek geslikt.'
Wat bedoelt de schrijver hiermee?
A
Andere mensen geloofden het resultaat niet zomaar
B
Andere mensen wisten zeker dat de uitkomsten niet klopten.
C
De uitkomsten van het onderzoek verbaasden andere mensen.
D
Onderzoekers hebben andere bewijzen gevonden.

Slide 27 - Quiz

Om welke redenen twijfelen andere onderzoekers aan de resultaten van de Texaanse onderzoekers?
A
De meeste breuken zijn ontstaan in de afgelopen 40 jaar.
B
Er werd maar 40% van het skelet van Lucy gevonden.
C
Lucy was het klimmen verleerd, dus ze kon helemaal niet zo hoog in een boom klimmen.
D
Ze hebben zich alleen gericht op de breuken in het lichaam die ze konden koppelen aan de val.

Slide 28 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
(kijk op je papier)
A
Amerikaanse wetenschappers ..... is gekomen.
B
Een wereldberoemd fossiel .... uit een boom.
C
Het wereldberoemde fossiel ...... is Lucy genoemd.
D
Wetenschappers denken antwoord ..... is omgekomen.

Slide 29 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
Deze tekst is ....
(kijk op je papier)
A
betrouwbaar, omdat ...AD...
B
betrouwbaar, omdat .....resultaten worden gegeven.
C
niet betrouwbaar, omdat ....uitkomst .... in twijfel....
D
niet betrouwbaar, want ...niet controleren....resultaten....

Slide 30 - Quiz

In de inleiding staat de vraag: Hoe is oervrouw Lucy overleden?
Wat is het antwoord volgens de onderzoeker die Lucy heeft gevonden in 1974?
A
Er is geen definitief bewijs gevonden voor de doodsoorzaak.
B
Er wordt geen antwoord op de vraag gegeven.
C
Lucy zou fatale botbreuken hebben door een vol van hoge hoogte.
D
Om er achter te komen hoe ze is overleden, is er een tijdmachine nodig.

Slide 31 - Quiz

Zelfstandig werken 
Nu Nederlands onderdeel Lezen, luisteren en kijken: 
1.4 Opbouw van een tekst vraag 1 t/m 4 

Slide 32 - Slide