Communicatie 3 tekstsoorten

Communicatie 3 
tekstsoorten
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Communicatie 3 
tekstsoorten

Slide 1 - Slide

Programma
-Huiswerk controleren + nakijken
10 min
-Herhalen onderwerp en hoofdgedachte
10 min
-Tekstsoorten
10 min
-Klassikaal oefenen

-Zelfstandig oefenen
15 min

30 min

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je weet welke tekstsoorten er zijn en volgens welke stappen die zijn opgebouwd;
  • Je kan je oriënteren op een tekst of uiting en daarin de tekstsoorten herkennen;
  • Je kan uitleggen waarom de schrijver voor een bepaalde tekstsoort heeft gekozen;
  • Je kan aan de hand van het doel van een tekst en de stappen om dat doel te bereiken een tekst opbouwen. 

Slide 3 - Slide

Huiswerk controleren + nakijken
In Classroom staat een mapje met de titel "antwoorden". 
In dat mapje zie je de antwoorden van de gemaakte opdrachten van vorige week. 
Kijk zelf je werk (goed) na. 

Slide 4 - Slide

Wat is het verschil in onderwerp en hoofdgedachte van een tekst?

Slide 5 - Open question

Onderwerp
Onderwerp --> de basis van elke boodschap. Is samen te vatten in één woord of klein woordgroepje. 
Als zowel zender als ontvanger vertrouwd zijn met een onderwerp, praat dat gemakkelijker. Denk bijvoorbeeld aan een gesprek over een feestje met iemand die er wel bij was versus datzelfde feestje waar iemand niet bij was. 
Oriënteer je op een onderwerp als je er nog niet zoveel over weet. Dit kan zowel zender als ontvanger. 
Een onderwerp kun je van verschillende kanten belichten door middel van deelonderwerpen. Ook deze zijn in één woord of klein woordgroepje samen te vatten. 

Slide 6 - Slide

Hoofdgedachte
Hoofdgedachte --> Het belangrijkste dat de zender over een onderwerp te zeggen heeft. Geeft een samenvatting van de boodschap (of tekst) in één zin. Is iets anders dan het onderwerp. Twee verschillende teksten over hetzelfde onderwerp kunnen een andere hoofdgedachte hebben. 
Wat is het onderwerp en wat wordt er over het onderwerp gezegd?

Slide 7 - Slide

Wat zijn voorkeursplaatsen voor het onderwerp?

Slide 8 - Mind map

Wat zijn voorkeursplaatsen voor de deelonderwerpen?

Slide 9 - Mind map

Wat zijn voorkeursplaatsen voor de hoofdgedachte?

Slide 10 - Mind map

Voorkeursplaatsen
Een reclamemaker die een folder maakt, weet dat het beter is om de belangrijkste informatie onderaan op de rechterpagina te plaatsen dan op de linkerpagina. Het is namelijk bewezen dat een lezer daar eerder naar kijkt. Daarnaast zijn mensen ook visueel georiënteerd en zullen ze altijd eerst naar afbeeldingen kijken voordat ze gaan lezen. 
Als je weet wat de voorkeursplaatsen zijn waarnaar de aandacht van je publiek uitgaat, kun je hiervan handig gebruik maken om je onderwerp en hoofdgedachte zo goed mogelijk te presenteren. Bij een goed geschreven tekst kun je ze bovendien makkelijk herkennen:

Ook een deelonderwerp kan een hoofdgedachte bevatten: de kernzin. 
In een mondelinge presentatie kun je ook gebruikmaken van voorkeursplaatsen als inleiding en slot. Daarbij houd een goed spreker rekening met de grenzen van het korte termijn geheugen. Geef behapbare stukken informatie. 

Slide 11 - Slide

Wat is het doel van een veganistisch kookboek?

Slide 12 - Mind map

Wat is het doel van een handleiding bij je nieuwe mobiele telefoon?

Slide 13 - Mind map

Tekstsoorten
De tekstsoorten beschouwing, betoog en respons zijn alle drie waarderende tekstsoorten. 
Leg uit wat deze tekstsoorten met elkaar gemeen hebben. 

Slide 14 - Slide

Tekstsoorten
Blz 58
Lees mee. 

Slide 15 - Slide

Toepassing
Stel, je wordt gevraagd om een speech voor te bereiden. Welke tekstsoort kies je bij de volgende speeches?

-Een elevatorpitch waarin je jezelf in 1 minuut presenteert aan de juryleden van een talentenjacht. 
-Een afscheidsspeech bij de uitvaart van een familielid.
-Een presentatie voer een onderzoek dat je hield onder medeleerlingen. 

Slide 16 - Slide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Communiceren paragraaf 3 opdracht 11-18. 
Hoe?
Oefenboek blz 40-41.
Handboek blz 58-59.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 16:05.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Lezen handboek 58-59.

Slide 17 - Slide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet welke tekstsoorten er zijn en volgens welke stappen die zijn opgebouwd.


Je kan je oriënteren op een tekst of uiting en daarin de tekstsoorten herkennen.
Je kan uitleggen waarom de schrijver voor een bepaalde tekstsoort heeft gekozen.

Je kan aan de hand van het doel van een tekst en de stappen om dat doel te bereiken een tekst opbouwen. 

Slide 18 - Drag question