Woche 40

V4 Duits, Woche 40
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsWOStudiejaar 4

This lesson contains 28 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

V4 Duits, Woche 40

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht

Slide 3 - Slide

V4du3:
Dienstag (40 Min.)

KLL Lektion 1
Grammatik: herhaling haben/sein
Montag (80 Min.)

Grammatik: herhaling Genitiv
Grammatik: herhaling naamvallen
Vom Fischer und seiner Frau

Slide 4 - Slide

V4du10:
Freitag (80 Min.)

KLL Lektion 1
Grammatik: herhaling Genitiv
Grammatik: herhaling naamvallen
Donnerstag (40 Min.)

Grammatik: herhaling haben/sein
Vom Fischer und seiner Frau

Slide 5 - Slide

Herhaling Genitiv
- 2e naamval 
- drukt bezitsrelatie uit

Beschrijf wat je ziet op de volgende plaatjes. In elke zin moet een Genitiv-constructie voorkomen. 


Slide 6 - Slide

Beispiel: Das ist der Ball des Hundes
- 2e naamval 
- drukt bezitsrelatie uit

Beschrijf wat je ziet op de volgende plaatjes. In elke zin moet een Genitiv-constructie voorkomen. 


Slide 7 - Slide

- 2e naamval 
- drukt bezitsrelatie uit

Beschrijf wat je ziet op de volgende plaatjes. In elke zin moet een Genitiv-constructie voorkomen. 


Slide 8 - Slide

)
- 2e naamval 
- drukt bezitsrelatie uit

Beschrijf wat je ziet op de volgende plaatjes. In elke zin moet een Genitiv-constructie voorkomen. 


Slide 9 - Slide

- 2e naamval 
- drukt bezitsrelatie uit

Beschrijf wat je ziet op de volgende plaatjes. In elke zin moet een Genitiv-constructie voorkomen. 


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Naamvallen
1 = 
2 = 
3 = 
4 = 


Slide 12 - Slide

Naamvallen --> ontleden
1 = 

2 = 

3 = 

4 =


Slide 13 - Slide

Naamvallen --> voorzetsels
+1 = x
+2 = -
+ 3e naamval = 
+ 4e naamval = 

+ 3e naamval ÓF +4e naamval = 


Slide 14 - Slide

Naamvallen --> keuzevoorzetsels
--> gaan met de derde óf vierde naamval, afhankelijk van de betekenis van de zin. 

Stap 1: 

3e naamval = 

4e naamval =


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Naamvallen --> keuzevoorzetsels
Stap 2: Als je één van de vragen op de vorige slide níet kunt stellen, gebruik je de 7/2-regel: 

2 = 
7 = 

Bijvoorbeeld: "Ich warte auf den Bus", "Schicke doch eine E-Mail an deiner Lehrerin!", "Die Schüler haben keine Angst vor dem Test"

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

haben/sein t.t.
haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 22 - Slide

haben/sein v.t.
haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 23 - Slide

haben/sein voltooid deelwoord

Slide 24 - Slide

Hausaufgaben für Montag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 25 - Slide

Hausaufgaben für Dienstag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 26 - Slide

Hausaufgaben für Donnerstag
- Maken:

- Leren: 

Slide 27 - Slide

Hausaufgaben für Freitag
- Maken:

- Leren: 

Slide 28 - Slide