Beeldspraak en uitdrukkingen

Cursus 4 Taal
Paragraaf 5 Beeldspraak (blz. 98)
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Cursus 4 Taal
Paragraaf 5 Beeldspraak (blz. 98)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Beeldspraak

Die kamer van jou is net een zwijnenstal!

Slide 3 - Slide

Beeldspraak 
Beeldspraak = figuurlijk taalgebruik. Je gebruikt een beeld om iets duidelijk te maken. 

                                    Object =die kamer van jou (werkelijkheid)
Beeld = een zwijnenstal
                                  Betekenis: Wat is jouw kamer een troep!




Vergelijking:

Slide 4 - Slide

Metafoor
Object en beeld vallen samen
Hij is het zwarte schaap van de familie. 
Hij valt buiten de groep, hoort er niet bij. 

Slide 5 - Slide

Personificatie
Mijn auto smeekt om een onderhoudsbeurt. 

Slide 6 - Slide

Cursus 4 Taal
Paragraaf 6 Uitdrukkingen (blz. 100)

Slide 7 - Slide

Uitdrukkingen
Uitdrukkingen zijn ook een vorm van figuurlijk taalgebruik
Uitdrukking = vaste groep woorden met een figuurlijke betekenis

Slide 8 - Slide

Welke uitdrukkingen ken jij?

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Cursus 4 Taal blz. 98 - 101
  • Paragraaf 5 Beeldspraak: opdracht 2
  • Paragraaf 6 Uitdrukkingen: opdracht 1, 2 en 3

Slide 10 - Slide