• Je weet dat er in elke zin minstens één werkwoord staat.
• Je weet hoe je een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct moet spellen.
• Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen.
* Je kunt de leestekens: punt, komma, uitroepteken, vraagteken en aanhalingsteken correct gebruiken.