COM - Reader 5 P6

COM - Reader 5 P6
Externe communicatie en relatiemanagement
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 1-3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

COM - Reader 5 P6
Externe communicatie en relatiemanagement

Slide 1 - Slide

Wat is een relatienetwerk?
A
Alle nuttige contacten voor een bedrijf.
B
Alle nuttige medewerkers voor een bedrijf.
C
Alle nuttige leveranciers voor een bedrijf.
D
Alle nuttige concurrenten voor een bedrijf.

Slide 2 - Quiz

Om structuur aan te brengen, worden deze relaties vaak opgedeeld in groepen. Hoe noemen we deze groepen?
A
Doelgroepen
B
Publieksgroepen
C
Zelfstandige groepen
D
Marketinggroepen

Slide 3 - Quiz

Interne publieksgroep
Interne publieksgroep
Externe publieksgroep
Externe publieksgroep
Externe publieksgroep
Vakbonden
Omwonenden 
Consumenten
Aandeelhouders 
Overheid 

Slide 4 - Drag question

Het proces van vastleggen, archiveren en toegankelijk maken van relatiegegevens heet CRM. Waar staat CRM voor?
A
Customer Retail Management
B
Citizen Relationship Marketing
C
Customer Relationship Management
D
Customer Relationship Marketing

Slide 5 - Quiz

Waarom is het voor een bedrijf belangrijk dat elke betrokken medewerker de relatiegegevens (CRM) kan inzien?
A
Zodat alle nieuwe communicatie verkoopgericht is
B
Zodat alle nieuwe communicatie afgestemd wordt op de concurrentie
C
Zodat alle nieuwe communicatie aansluit bij de voorgaande communicatie
D
Zodat alle oude communicatie hergebruikt kan worden

Slide 6 - Quiz

Waar
Waar
Niet waar
Relatiebeheer is een onderdeel van public relations.
Relatiebeheer draait alleen om klantrelaties. 
Relatiebeheer is het operationele onderdeel van relatiemanagement.

Slide 7 - Drag question

Hoe heet het bewust plannen, vormgeven en onderhouden van contact met publieksgroepen?
A
Relatiemanagement
B
Relatiebeheer
C
Strategische relaties
D
CRM

Slide 8 - Quiz

Wat is het verschil tussen relatiemanagement en accountmanagement?
A
Niks: dit zijn synoniemen.
B
Relatiemanagement is voor de particuliere klant. Accountmanagement is voor de zakelijke klant.
C
Relatiemanagement is voor de zakelijke klant. Accountmanagement is voor de particuliere klant.
D
Relatiemanagement gaat om de persoon. Accountmanagement gaat om de data.

Slide 9 - Quiz

Een van de manieren voor een bedrijf om relaties te onderhouden is door een relatietijdschrift uit te geven. Wat is het hoofddoel van een relatietijdschrift?
A
Het stimuleren van de omzet.
B
Het stimuleren van de werknemers.
C
Het stimuleren van het imago.
D
Het stimuleren van het CRM-systeem.

Slide 10 - Quiz

Wat is naast het verbeteren van het imago, de functie van een relatietijdschrift?
A
Informeren over de onderneming
B
Stimuleren van productgebruik
C
Besteding per klant opvoeren
D
Bevorderen merk- of winkeltrouw

Slide 11 - Quiz

waar
waar
niet waar
Een bedrijf laat vaak andere bedrijven adverteren in een relatietijdschrift om zo de kosten te drukken.
Een bedrijf hoeft geen rekening te houden of advertenties bij het tijdschrift passen.
Voorbeelden van relatietijdschriften zijn: Hallo Jumbo magazine, Allerhande, en Philips Magazine.

Slide 12 - Drag question

Customerservice is...
A
Een verzamelnaam voor alle extra waarde die bedrijven aan hun winkels toevoegen.
B
Een verzamelnaam voor alle extra's die bedrijven hun personeel geven naast salaris.
C
Een verzamelnaam voor alle samenwerkingen die een bedrijf heeft.
D
Een verzamelnaam voor alle extra waarde die bedrijven aan hun product/dienst toevoegen.

Slide 13 - Quiz

Customerservice wordt vaak opgedeeld in 2 categorieën. Welke 2 categorieën?
A
Gewone customerservice en logistieke customerservice
B
Gewone customerservice en concurrentie customerservice
C
Gewone customerservice en online customerservice
D
Gewone customerservice en internationale customerservice

Slide 14 - Quiz

Wat bedoelen we met 'logistieke customerservice'?
A
De waarde die wordt toegevoegd aan een fysiek product door kortingen en aanbiedingen.
B
De waarde die wordt toegevoegd aan een fysiek product door distributieactiviteiten.
C
De waarde die wordt toegevoegd aan een fysiek product door de duurzaamheid.
D
De waarde die wordt toegevoegd aan een fysiek product door de werkomstandigheden.

Slide 15 - Quiz

Gewone customerservice
Gewone customerservice
Gewone customerservice
Logistieke customerservice
Logistieke customerservice
Logistieke customerservice
Flexibele leverings- en betalingsvoorwaarden
Informatie over orderstatus (track & trace)
Kwaliteit van het aanbod
Parkeergelegenheid bij fysieke winkel
Afhandeling van retouren
Gebruiks- en onderhoudstips

Slide 16 - Drag question

Bedrijven moeten zich op de markt positioneren. Dat doen ze aan de hand van de marketingmix. Bij welke P's kan customerservice aansluiten?
A
Product en Prijs
B
Product, Prijs en Plaats
C
Product, Prijs, Plaats en Personeel
D
Product, Prijs, Plaats, Personeel en Promotie

Slide 17 - Quiz

Customerservice en Product
Customerservice en Plaats
Customerservice en Prijs
Customerservice en Personeel
Customerservice en Promotie
Een breed en diep assortiment
Verschillende afhaal- en leverpunten
Het geven van voorlichting en demonstraties

Slide 18 - Drag question

Binnen een bedrijf kan de customerservices op 2 manieren geregeld zijn. Welke 2 manieren?
A
Centraal georganiseerd en decentraal georganiseerd
B
Intern georganiseerd en extern georganiseerd
C
Verticaal georganiseerd en horizontaal georganiseerd
D
Hiërarchisch georganiseerd en cirkel georganiseerd

Slide 19 - Quiz

Wat is het verschil tussen 'centraal georganiseerde customerservice' en 'decentraal georganiseerde customerservice'?
A
Centraal is alles vanuit één afdeling. Decentraal is verspreid over verschillende afdelingen.
B
Centraal is vanuit verschillende afdelingen. Decentraal is vanuit één afdeling.
C
Centraal is vanuit de organisatie zelf. Decentraal is uitbesteed aan een ander bedrijf.
D
Centraal is uitbesteed aan een ander bedrijf. Decentraal is vanuit de organisatie.

Slide 20 - Quiz