BLOK 1 SPELLING

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Welkom Toppers!

Kort rooster vandaag! 

Nederlands
Meneer Bakker 

Iedereen aanwezig?

Wat hebben we vorige les gedaan? 

Nakijken huiswerk

Lesdoelen vandaag

Aan het einde van deze les:

- kun je het verschil uitleggen tussen de  STAM  en
 de  IK-VORM  van een werkwoord.

Wat kan er zo moeilijk zijn aan werkwoordspelling?

Bespreken en maken

• Bespreken blz. 28   opdracht 23 

Bespreken en maken

• blz. 28   opdracht 24   lezen voorbeeld
  
  
• daarna zin 2 t/m 6 maken (alleen de werkwoorden opschrijven)

Theorie blz 29 

Als je het werkwoord goed wilt schrijven, begin je bij de stam. De stam van het werkwoord is het hele werkwoord zonder '-en'

De stam lijkt heel vaak op de ik-vorm!

Theorie blz 29 

Als je het werkwoord goed wilt schrijven, begin je bij de stam. De stam van het werkwoord is het hele werkwoord zonder '-en'

De stam lijkt heel vaak op de ik-vorm!

De boom is het hele werkwoord. Als je -en- eraf haalt, heb je de stam.

De stam van wandelen is....

De stam van lopen is .....

De stam van schrijven is.......

De stam van blazen is......

Dus

De stam van een werkwoord vind je door

-en

van het werkwoord weg te halen.

Ik-vorm

Soms moet je de stam aanpassen om de ik-vorm te krijgen.

Ik-vorm

Soms moet je de stam aanpassen om de ik-vorm te krijgen.

• printen          print          ik print
• praten            prat           ik praat
• beloven         belov        ik beloof    
• vissen             viss           ik vis

wandelen:
de stam is: wandel
de ik-vorm is......

lopen:
de stam is lop
de ik-vorm is.....

schrijven:
de stam is schrijv
de ik-vorm is .....

blazen
de stam is blaz
de ik-vorm is ....

Aan de slag

Opdracht 25, 26 en 27 in je schrift

Eerder klaar? Steek even je vinger op
 

Zelf nakijken opdr. 25-26

1. wens, ik wens  *
2. print, ik print    *
3. schiet, ik schiet   *   
4. prat, ik praat  
5. drink, ik drink    * 
6. belov, ik beloof  
7. roei, ik roei   *  
8. remm, ik rem  
9. hal, ik haal    
10. zwemm, ik zwem 

Verbeter zelf de  antwoorden. 
(Heb je een rode pen?)

spelling 1.7. 

Lees de uitleg op bladzijde 31.

maak daarna de volgende twee learningapps.

spelling 1.8. 

Lees de uitleg op bladzijde 32.

Opdracht 27.1
Schrijf 3 werkwoorden op waarvan de stam hetzelfde is als de ik-vorm

Opdracht 27.2
Schrijf 3 werkwoorden op waarvan de stam niet (!) hetzelfde is als de ik-vorm

Afsluiting werkwoorden

Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen de stam en de ik-vorm 

Hoe lastig vind je de werkwoordspelling?

05