Past Continuous + Past Simple
De Past Simple gebruik je in de verleden om te vertellen dat iets gebeurd is. --> I
walked home.
De Past Continuous gebruik je in de verleden tijd om aan te geven dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was.
--> I was walking home.
Je maakt de Past Continuous door: was/were + hele ww + ing
was voor: I, he/she/it. & were voor: de rest.