21/22 week 46-1 (spelling)

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel
- Aan het einde van de les kun je het voltooid en het tegenwoordig deelwoord bijvoeglijk gebruiken.

Slide 2 - Slide

Huiswerk
Opdracht 13 --> blz. 122

Slide 3 - Slide

Van voltooid deelwoord naar bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Slide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Slide

Wat is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
botsen
A
bebotst
B
gebotst
C
beboste
D
gebotste

Slide 6 - Quiz

In welke zin is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt?
A
De brief is geschreven
B
De geschreven brief
C
Hij schrijft snel een brief
D
De blauwe brief ligt op de tafel

Slide 7 - Quiz

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord schrijf je ...
A
Zo lang mogelijk
B
Zo kort mogelijk

Slide 8 - Quiz

Aan de slag 
Opdracht 1 --> Blz. 163

Slide 9 - Slide

Tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Zet het tegenwoordig deelwoord met of zonder -e voor het zelfstandig naamwoord. 

De klas zit vol slapende leerlingen.
Toen de leerling het antwoord niet wist, gaf hij een ontwijkend antwoord.

Slide 10 - Slide

Tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Welke is juist gespeld?
A
Een lachent kind
B
Een lachend kind

Slide 11 - Quiz

Maak van het tegenwoordig deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(jokken) De … joker
A
gejokte
B
jokkende

Slide 12 - Quiz

Aan de slag
Opdracht 4 en 5 op blz. 165

Slide 13 - Slide