Zinsdelen + PV+ WG 2bk/ kt

Lesdoelen grammatica 
  • Een zin in zinsdelen verdelen 
  • De persoonsvorm benoemen 
  • Het onderwerp benoemen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesdoelen grammatica 
  • Een zin in zinsdelen verdelen 
  • De persoonsvorm benoemen 
  • Het onderwerp benoemen

Slide 1 - Slide

leertekst: persoonsvorm 
  • Elke zin heeft een persoonsvorm. 
  • De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord. 
  • De pv geeft belangrijke informatie over wat er in een zin gebeurt.
  • Je kunt aan de persoonsvorm zien of de zin over vroeger of nu gaat. 

Je herkent de persoonsvorm zo: 
  • Het is bijna altijd één woord
  • Het is een vorm van een werkwoord 
  • Hij staat in het enkelvoud of in het meervoud (dans-dansen) 
  • hij staat in de tegenwoordig tijd of in de verleden tijd (dans- danste) 

Slide 2 - Slide

Leertekst: zin en zinsdelen 
Zinnen kun je verdelen in zinsdelen. Een zinsdeel bestaat uit één woord, of een paar woorden die bij elkaar horen. Een voorbeeld van een zinsdeel is de persoonsvorm of het onderwerp. 
Elk zinsdeel zet je tussen zinsdeelstrepen. 

Ik lees dit boek. -- >     | Ik | lees |dit boek .|
Deze zin bestaat uit drie zinsdelen.

Slide 3 - Slide

Wat is de pv in de zin:
De leerlingenraad zoekt dit schooljaar nieuwe leden.

Slide 4 - Open question

Wat is de pv in de zin:
Hoeveel beltegoed heb jij gekregen?

Slide 5 - Open question

Leertekst: zinsdeelproef 
De pv is een zinsdeel. De andere zinsdelen vind je met de zinsdeelproef. Vóór de pv kan maar één ander zinsdeel staan.

Slide 6 - Slide

 Zin en zinsdelen 
 
 
 Een zinsdeel bestaat uit één of een paar woorden.
Bijvoorbeeld:  de persoonsvorm of het onderwerp. 

 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Ik  |   lees  dit boek.  |

   
Dit zijn 3 zinsdelen.


Slide 9 - Slide

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Koala's | eten | geen | vlees.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Over | een paar jaar | heeft | iedereen | een smartwatch.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
Ons team | won | gisteren | een belangrijke sportprijs.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!

Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen



Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 14 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Hij staat daar te huilen
Dus het werkwoordelijke gezegde is: 

Slide 15 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin. 


Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 16 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 17 - Drag question

Aan de slag
Maak af 1.2 Grammatica A,B,C & D
Klaar? Lees 1.3 H en maak A
Klaar? Doe iets voor jezelf

Slide 18 - Slide