This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Les 1
Je kunt uitleggen waarom er kleine en grote nederzettingen zijn, en hoe deze zijn opgebouwd.
Je kunt uitleggen hoe steden in Nederland zijn ontstaan uit een historische (vaak middeleeuwse) kern, uit een dorp of als nieuw geplande stad in polders.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wat is een nederzetting?
A
Een plek om dingen neer te zetten
B
Een ander woord voor dorp
C
Een ander woord voor stad
D
Een plaats waar mensen samen wonen.
Slide 6 - Quiz
Voorzieningen zijn..
A
Diensten waar mensen gebruik van maken
B
De grenzen van steden, zoals een stadspoort
C
Een uitkijktoren op de grens van steden
D
Mensen die de stad besturen, zoals burgemeesters
Slide 7 - Quiz
Deel de kenmerken in de juiste tabel in.
Dorp
Stad
Veel inwoners
Hechte gemeenschap
Landelijk karakter
Hoge gebouwen
lage bevolkingsdichtheid
Veel voorzieningen
Slide 8 - Drag question
Slide 9 - Slide
In Nederland zijn veel steden op 3 manieren ontstaan, welke 3?
Slide 10 - Open question
A
Historische stad
B
Vanwege fabrieken
C
Helemaal nieuw
Slide 11 - Quiz
A
Historische stad
B
Vanwege fabrieken
C
Helemaal nieuw
Slide 12 - Quiz
A
Historische stad
B
Vanwege fabrieken
C
Helemaal nieuw
Slide 13 - Quiz
www.topotijdreis.nl
Slide 14 - Link
Wat is je opgevallen aan jouw woonplaats?
Slide 15 - Open question
Les 2
Je kunt vier onderdelen van een stad noemen.
Je kunt uitleggen wat een agglomeratie is.
Je kunt vier onderdelen van een stad op een stadsplattegrond herkennen en intekenen
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Wat is de binnenstad?
A
Het oudste deel van een stad met oude gebouwen, smalle straten en weinig open ruimte.
B
Het nieuwste deel van een stad met nieuwe gebouwen, smalle straten en weinig open ruimte.
C
Het oudste deel van een stad met oude gebouwen, brede straten en veel open ruimte.
D
Het CBD (centrum business district)
Slide 19 - Quiz
In het stadcentrum kan je..
A
Karten
B
Bowlen
C
Eten en drinken
D
Winkelen
Slide 20 - Quiz
Wat is een woonwijk?
A
Een deel van een stad waar werken de belangrijkste functie is.
B
Een deel van een dorp waar wonen de belangrijkste functie is.
C
Een deel van een stad waar wonen geen functie is.
D
Een deel van een stad waar wonen de belangrijkste functie is.
Slide 21 - Quiz
Wat is een agglomeratie?
A
Dorp dat uitgroeit tot stad
B
een groot stedelijk gebied
C
een stad waar mensen wegtrekken
D
Stad met daaraan vastgegroeide randgemeenten
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Leerdoelen
Je kunt uitleggen waarom het soort huizen in een stad per wijk verschilt.
Je kunt beschrijven hoe de woonwensen en de eisen die aan woningen worden gesteld zijn veranderd; hierbij ga je in op de toename van welvaart en de komst van aardgas.
Je kunt uitleggen hoe de prijs van woningen invloed heeft op wie er in een wijk kan wonen.
Je kunt de invloed beschrijven van urbanisatie op steden.
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Urbanisatie is....
A
De trek van de stad naar het platteland
B
De trek van de plattestad naar het land
C
De trek van het platteland naar de stad
D
De verhuizing van de mensen
Slide 28 - Quiz
Suburbanisatie is...
A
De trek van de stad naar het platteland
B
De trek van de plattestad naar het land
C
De trek van het platteland naar de stad
D
De verhuizing van de mensen
Slide 29 - Quiz
wat is geen gevolg van urbanisatie?
A
luchtvervuiling
B
watervervuiling
C
minder werk
D
criminaliteit
Slide 30 - Quiz
Wat is welvaart
A
Een grote behoefte doen
B
Behoeften waarin je kunt voorzien
C
Fiets
D
Behoeften die je niet hebt
Slide 31 - Quiz
wat is geen gevolg van urbanisatie?
A
luchtvervuiling
B
watervervuiling
C
minder werk
D
criminaliteit
Slide 32 - Quiz
Leg uit hoe het komt dat per wijk huizen er anders uit kunnen zien.
Slide 33 - Open question
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Wat heeft de prijs van een woning te maken met wie er in een wijk gaat wonen?
Slide 36 - Open question
Slide 37 - Video
wat is geen gevolg van urbanisatie?
A
luchtvervuiling
B
watervervuiling
C
minder werk
D
criminaliteit
Slide 38 - Quiz
Slide 39 - Slide
Slide 40 - Slide
vestigingsredenen:
A
armoede en werkloosheid
B
discriminatie
en werk
C
godsdienst en veilig leven
D
werkeloosheid en goede opleidingen
Slide 41 - Quiz
•Vertrekredenen:
A
armoede en werkloosheid
B
discriminatie
en werk
C
godsdienst en veilig leven
D
werk en goede opleidingen
Slide 42 - Quiz
Slide 43 - Slide
Wat is een groeikern?
A
Een dorp of stad waar veel mensen uit een hoofdstad stad zijn komen wonen.
B
Een dorp of stad waar veel mensen uit een naburige dorp zijn komen wonen.
C
Een dorp of stad waar veel mensen uit een naburige stad zijn komen wonen.
D
Een dorp of stad waar weinig mensen uit een naburige stad zijn komen wonen.
Slide 44 - Quiz
Slide 45 - Slide
Vinex-wijk Eindhoven
Slide 46 - Slide
Wat is een forens?
A
Iemand die op dezelfde plaats woont als waar hij of zij werkt.
B
Iemand die in een andere plaats woont dan waar hij of zij recreëert.
C
Iemand die in een andere plaats woont dan waar hij of zij werkt.