"Ik wilde even kort met mijn vrouw knuffelen, zoenen, vrijen, maar die vervloekte trut deed niets anders dan bijten, slaan en krabben. Ik zei haar: "Zoals je wilt, vrouw. Als jij niet wil, zijn er tal van anderen." En meteen liep ik het huis uit, rechtstreeks naar de kroeg. Ik stop niet voordat mijn beurs leeg is, of mijn lijf vol bier." (r. 155- 160)