This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wedstrijdje
Jullie doen zo mee met een lesson up quiz
Hoe sneller je reageerd des te meer punten je krijgt
geld bedragen € 2,-
laptops dicht login met je telefoon!
toegestaande hulpmiddel rekenmachine
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Bedrijfskosten
Slide 8 - Mind map
Slide 9 - Slide
Geef een voorbeeld van constante kosten
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Geef een voorbeeld van variabele kosten
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Kim heeft € 100.000 aan constante kosten per jaar. Zij maakt 50.000 producten. Wat zijn haar constante kosten per product?
Slide 15 - Open question
Marko heeft € 40.000 aan variabele kosten. Hij heeft 20.000 producten gemaakt. Wat zijn de variabele kosten per product?
Slide 16 - Open question
Megan heeft €4,- aan variabele kosten pp. en € 2,- aan constante kosten pp. Wat is haar integrale kostprijs?
A
€ 4,-
B
€ 2,-
C
€ 6,-
D
€ 10,-
Slide 17 - Quiz
Aiman produceerd normaal 30 lego blokjes , hiervoor heeft hij € 3,- aan variabele kosten pp. en € 30,- aan totale constante kosten. Wat is zijn integrale kostprijs?
A
€ 4,-
B
€ 1,-
C
€ 1,10
D
€ 3,-
Slide 18 - Quiz
De kosten voor het verzenden van de verkochten producten valt onder:
A
Constante kosten
B
Variabele kosten
Slide 19 - Quiz
Huurkosten vallen onder?
A
Constante kosten
B
Variabele kosten
Slide 20 - Quiz
Loon kosten vast personeel vallen onder?
A
Constante kosten
B
Variabele kosten
Slide 21 - Quiz
Loonkosten van uitzendkrachten vallen onder?
A
Constante kosten
B
Variabele kosten
Slide 22 - Quiz
De kosten van de ingrediënten die nodig zijn om een product te maken vallen onder?
A
Constante kosten
B
Variabele kosten
Slide 23 - Quiz
Marijn heeft € 100,- aan totale constante kosten en € 5,- aan variabele kosten pp. Hij heeft 200 producten gemaakt. Wat zijn de totale kosten van Marijn?
A
€ 105,-
B
€ 1000,-
C
€ 5,50
D
€ 1100,-
Slide 24 - Quiz
Marijn heeft € 100,- aan totale constante kosten en € 5,- aan variabele kosten pp. Hij heeft 200 producent gemaakt. Wat is de integrale kostprijs van Marijn?