This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
8.1 Opbouw en afbraak van stoffen in ecosystemen.
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je legt uit hoe stoffen zoals koolstof en stikstof via kringlopen door een ecosysteem gaan.
Je legt uit hoe energiestromen in een ecosysteem verlopen.
Je beschrijft factoren die invloed hebben op de afbraak van organische stoffen.
Slide 2 - Slide
Organisatieniveau
Individu = een enkel organisme.
Populatie = groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
Slide 3 - Slide
Organisatieniveau
Levensgemeenschap = alle populaties die in een ecosysteem leven.
Ecosysteem = Een gebied met alle niet-levende natuur en alle organismen in dat gebied.
Slide 4 - Slide
Abiotische & Biotische factoren
Slide 5 - Slide
De eekhoorn ondervindt veel invloeden, hoeveel abiotische invloeden tel je?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 6 - Quiz
Als je eet, krijg je .... binnen.
A
Organische stoffen
B
Anorganische stoffen
C
Zowel anorganische als organische stoffen
Slide 7 - Quiz
organisch <-> anorganisch
Slide 8 - Slide
Wie maken er organische stoffen uit anorganische stoffen?
A
de consumenten
B
de producenten
C
de reducenten
D
zowel de reducenten als de producenten
Slide 9 - Quiz
Zuurstof, fosfaat, water, koolstofdioxide en nitraat zijn..
A
anorganische stoffen
B
organische stoffen
Slide 10 - Quiz
Welk(e) element(en) bevatten alle organische stoffen?
A
C
B
C en H
C
C, H en O
D
C en O
Slide 11 - Quiz
Ecologie
Producenten = Organismen die eigen organische stoffen opbouwen uit anorganische stoffen.
Consumenten = organismen die zich voeden met andere organismen.
Slide 12 - Slide
Consumenten
Herbivoor (Planteneter) = dier dat alleen planten.
Omnivoor (Alleseter) = dier dat zowel vlees als planten eet.
Carnivoor (Vleeseter) = dier dat alleen vlees eet.
Slide 13 - Slide
Detrivoren
Detrivoren = Consumenten die detritus (dood organisch materiaal) zoals dode organismen opeten. Ze breken dit verder af tot fijner dood organisch materiaal.
Slide 14 - Slide
Reducenten
Reducenten = micro-organismen (bacteriën, lagere schimmels) die de door detrivoren verteerde organische stof verder afbreken en omzetten in anorganische stoffen. Bijv. koolstofdioxide, water en anorganische voedingszouten.
MINERALISATIE
Slide 15 - Slide
Composteren
Composteren is het gecontroleerd afbreken van organische stoffen.
Het composteringsproces leidt tot de vorming van compost, een vruchtbare aarde die geschikt is voor plantengroei.
Ecologische voetafdruk: geeft de oppervlakte van de aarde weer die je nodig hebt voor jouw leefstijl.
Slide 16 - Slide
Anaeroob & aeroob
Reducenten die aan verbranding kunnen doen met zuurstof hebben veel meer energie => snellere afbraak organische materiaal. Bijzondere vorm van autotroof is chemo-autotroof
Sommige bacteriën halen hun energie uit chemische reacties en maken daarbij organische stoffen => producenten
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Welke groep hoort bij nummer 1?
A
Reducenten
B
Afvaleters
C
Producenten
D
Consumenten
Slide 19 - Quiz
Welke rol spelen consumenten in een voedselkringloop?
A
Nemen mineralen op en maken organische stoffen
B
Zetten organische stoffen om in andere organische stoffen
C
Breken organische stoffen af tot mineralen
D
Nemen organische stoffen op en maken anorganische stoffen