week 7; (klinisch redeneren)hart en vaatstelsel, opdracht loopbaan

week 7; Hart en vaatstelsel, opdracht loopbaan
1 / 52
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

week 7; Hart en vaatstelsel, opdracht loopbaan

Slide 1 - Slide

Deze les
9.30 uur; korte terugblik vorige les
9.35 uur; anatomie hart- en vaatstelsel
10.20 uur; korte pauze
10.30; casus klinisch redeneren hartfalen
11 uur; opdracht loopbaan bespreken

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je benoemt  de belangrijkste onderdelen van het hart en de bloedsomloop . 
  • Je legt uit hoe het bloed door het hart en de bloedsomloop stroomt. 
  • Je gaat klinisch redeneren met een casus over hartfalen.
  • Je schetst een persoonlijk toekomstbeeld  en beschrijft hoe jij jezelf als verzorgende/verpleegkundige over vijf jaar ziet. 
  • Je benoemt jouw sterken en zwakke punten als zorgprofessional en formuleert hieruit een persoonlijk leerdoel .

Slide 3 - Slide

Opdracht
Wat weet je al van het hart en de bloedsomloop ?
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Je hart is ongeveer zo groot als..
A
Een kokosnoot
B
Een vuist
C
Een hand
D
Een mandarijn

Slide 5 - Quiz

Hoe vaak klopt een gemiddeld hart in rust?

Slide 6 - Open question

Je hart pompt per dag zo'n 7000 L bloed
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Het hart (Cor)
In spiegelbeeld!!!!
2 boezems
  • Rechterboezem
  • Linkerboezem
2 kamers
  • Rechterkamer
  • Linkerkamer
4 kleppen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

kleine bloedsomloop:
hart - longen - hart
grote bloedsomloop:
hart - alle organen - hart
Grote en kleine bloedsomloop

Slide 10 - Slide

hartkleppen

  • Pulmonalisklep = longklep; Tussen de rechterkamer en de longslagader,Voorkomt dat bloed terugstroomt naar de rechterkamer nadat het naar de longen is gepompt.

  • aortaklep = klep van de grote lichaamsslagader;Tussen de linkerkamer en de aorta,Zorgt ervoor dat bloed niet terugstroomt naar de linkerkamer na het pompen naar het lichaam.

  • tricuspidalisklep = drieslippige klep;Tussen de rechterboezem en de rechterkamer,Laat bloed van de boezem naar de kamer stromen, maar voorkomt terugstroom.

  • mitralisklep = tweeslippige klep;Tussen de linkerboezem en de linkerkamer, Zorgt ervoor dat bloed van de boezem naar de kamer stroomt en niet terugloopt.

Slide 11 - Slide

Bloedstroom door 
het hart

Slide 12 - Slide

Hartslag

  • Samentrekken -> Systole
  • Ontspannen -> Diastole
  • vullen
  • 3 fasen
  • Hartslagfrequentie: hoe vaak per minuut klopt het hart (één cyclus)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Harttonen: 
- Eerst de 
je hoort het sluiten van de kleppen 
Harttonen:
- Eerst het sluiten van de hartkleppen
- Als tweede het sluiten van de  slagaderkleppen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Welke soorten bloedvaten zijn er ?

Slide 17 - Slide

Verschillende bloedvaten
  • Slagaders
  • Aders
  • Haarvaten (capillairen)
  • poortaders

Slide 18 - Slide

Slagaders
  • Bloed van het hart -> naar de organen 
  • O2-rijk bloed
  • Hoge druk
  • Elastische gespierde wand
(Arterie)

Slide 19 - Slide

Aders
  • bloed vanaf de organen -> naar het hart
  • O2-arm bloed
  • Lagere druk  
  • Tegen de zwaartekracht in -> klepjes
(Vene)

Slide 20 - Slide

Uitzondering: 
Poortaders
  • Vooral rijk aan voedingsstoffen !
  • van de darmen, maag, alvleesklier en milt naar de lever
  • Ader van orgaan naar orgaan -> niet ha
  •  Leverpoortader


  •  hypofysepoortader

Slide 21 - Slide

Schrijf zoveel mogelijke verschillen op tussen een slagader en een ader !
timer
5:00

Slide 22 - Slide

Slagader vs Aders
Slagader:
- Voert het bloed weg van het hart
- Lichaamsslagaders bevatten zuurstofrijk bloed
- Hebben een hogere bloeddruk
- Hebben een actieve spierwand
- Hebben geen kleppen
- Het bloed loopt er snel en stootsgewijs doorheen
- Hebben een voelbaar hartritme
Aders:
- Voert het bloed naar het hart
- Lichaamsaders bevatten zuurstofarm bloed
- Hebben een lagere bloeddruk
- Hebben geen gladde spieren in de wand
- De meeste hebben een terugslagklep
- Het bloed stroomt traag
- Hebben geen voelbaar hartritme

Slide 23 - Slide

Haarvaten
  • Dunne wand -> Makkelijke stofwisseling
  • Haarvatennet -> in of op elk orgaan
(vas capillare)

Slide 24 - Slide

Bloed
  • Rode bloedcellen
  • Witte bloedcellen
  • Bloedplaatjes
  • Transportmiddel
  • Bloedplasma
  • Vaste bestanddelen;

Slide 25 - Slide

Bloeddruk
  • De druk die op het bloed in de bloedvaten staat
  • Maximale druk -> Bovendruk -> Hart pompt bloed in slagaders (systole)
  • Minimale druk -> Onderdruk -> Hart vult zich met bloed na een hartslag (diastole)
  • RR=..........

Slide 26 - Slide

Bloeddruk 
120/80 -> ideale bloeddruk.
140/90 -> hoge bloeddruk. 
180/110 -> ernstig verhoogde bloeddruk.

Slide 27 - Slide

Bloeddruk meten

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Het lymfestelsel
Wat is dat ?

Slide 30 - Slide

Het lymfestelsel is een netwerk van lymfevaten en lymfeklieren dat een belangrijke rol speelt in de afweer en de vochtbalans van het lichaam. 
Het vervoert lymfe; een vloeistof die overtollig vocht, afvalstoffen en witte bloedcellen bevat.

Slide 31 - Slide

Belangrijke functies:
Afweer: Lymfeklieren filteren ziekteverwekkers en activeren het immuunsysteem.
Vochtbalans: Het helpt bij het afvoeren van overtollig vocht uit weefsels naar de bloedbaan.
Vettransport: Lymfevaten in de darmen nemen vetten op en vervoeren deze naar het bloed.

Belangrijke onderdelen zijn de lymfevaten, lymfeklieren, milt, thymus en amandelen.

Slide 32 - Slide

Lymfestelsel
  • Lymfevocht
  • Lymfevaten -> Lymfeklieren (nodus lymphaceus)
  • Afweersysteem 

Slide 33 - Slide

Waarom kun je soms opgezwollen lymfeklieren krijgen?

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Video

wat is een belangrijk kenmerk van haarvaten
A
ze hebben dunne half doorlaatbare wanden
B
vervoeren het bloed naar het hart toe
C
ze hebben dikke wanden
D
ze hebben kleppen

Slide 36 - Quiz

Het hart pompt zuurstofrijk bloed in de:
A
Longslagader
B
Longader
C
Aorta
D
Holle ader

Slide 37 - Quiz

Hoe stroomt het bloed door de kleine bloedsomloop?
A
Hart - longen - hart
B
Hart - longen - organen
C
Hart - organen - longen
D
Hart - hersenen - hart

Slide 38 - Quiz

Welk deel van het hart is het meest gespierd?
A
Boezems
B
Kamers

Slide 39 - Quiz

noem een belangrijk kenmerk van aders
A
aders hebben geen kleppen
B
ze wisselen vocht uit met het omliggende weefsel
C
ze transporteren het bloed naar het hart toe
D
ze transporteren het bloed van het hart af

Slide 40 - Quiz

Welk vaste bestanddeel komt het meest voor in bloed?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 41 - Quiz

Als men bloed afneemt dan gebeurt
dat meestal uit een ader
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quiz

Welke functie heeft het lymfestelsel
A
Het vervoeren van zuurstof naar de organen
B
Het filteren van ziekteverwekkers en overtollig vocht uit het lichaam
C
Het produceren van insuline voor de bloedsuikerspiegel
D
Het aanmaken van rode bloedcellen i

Slide 43 - Quiz

Even pauze
timer
10:00

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Casus klinisch redeneren
timer
15:00

Slide 47 - Slide

Opdracht loopbaan bespreken

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Link

Lesdoelen behaald ?
  • Je benoemt de belangrijkste onderdelen van het hart en de bloedsomloop benoemen.
  • Je legt uit hoe het bloed door het hart en de bloedsomloop stroomt.
  • Je analyseert een casus over hartfalen identificeert de belangrijkste problemen identificeren.
  • Je schetst een persoonlijk toekomstbeeld en beschrijft hoe jij jezelf als verzorgende/verpleegkundige over vijf jaar ziet. 

Slide 50 - Slide

Thiememeulenhoff
N3; Anatomie Module 6 Bloed _ bloedsomloopstelsel
N4; Anatomie Module 5 Bloedsomloop
N3/4; Pathologie module 6.2 hart + vaatziekten

Slide 51 - Slide

Volgende week
Gastles palliatieve zorg

Slide 52 - Slide