BS05 - Hoofd- en bijzaken (spreken/gesprekken voeren)

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

BS 05 - Hoofd- en bijzaken 

(spreken/gesprekken voeren)

17 april

Bouwsteen 05 - Hoofd- en bijzaken

Spreken-gesprekken voeren

• Waar ging deze scene over?
• Wat was het belangrijkst?
• Wat wilde Goedemondt vertellen?

Hoofdzaken herkennen

Vermijden bij spreken of tijdens een gesprek:

• afdwalen
  
• grote lijn verliezen
  
• verschillende zijpaden inslaan
• meeslepen door gedachten
  
• want luisteraar: draad kwijt; wat is nu belangrijk en wat niet?

Let op! Doel niet uit het oog verliezen!

Hoofdzaken

• kun je niet weglaten;
  
• belangrijk om de tekst te begrijpen;
• vind je door toepassen leesstrategie (verkennend, globaal, gericht, intensief);
  
• is de tekst zonder voorbeelden of uitleg;
  
• handig voor een samenvatting.

Bijzaken

• kun je weglaten;
  
• ondersteunen hoofdzaak;
• voorbeelden, uitleg, onderbouwing en argumenten die horen bij de hoofdzaak.

Bijzaken helpen hoofdzaken

• Zonder argumenten is een mening niet duidelijk.
  
• Plaatjes en voorbeelden verduidelijken een instructie.

Doel bewaken

• Informeren
  
• Overtuigen
  
• Amuseren/vermaken
  
• Instrueren

Doel bewaken

Sprekers - aan het eind vragen stellen

want: dan is het verhaal verteld

Deelnemers gesprek - op elkaar reageren

want: doel bewaken en niet afdwalen

Spreken/Presentatie

Informatie vooraf ordenen:

• onderwerp + doel;
• hoofdzaken (in logische volgorde -> bouwplan/mindmap)
• bijzaken (beeldmateriaal, grafieken, schema's, voorbeelden)

Daarmee: grote lijn vasthouden

Tip: max. 5 bullits per slide, trefwoorden

Belangrijk gesprek

• Zo mogelijk: vooraf aantekening van gespreksonderwerpen

• Gespreksonderwerpen: hoofdzaken

• Zorg dat alle onderdelen/hoofdzaken aan bod komen

• Verduidelijk met bijzaken

Belangrijk gesprek

• Begin gesprek: aangeven waarover je het wilt hebben

• Gesprekspartner is dan vooraf 'ingelicht'

• Vooral handig bij telefoongesprek ('ik bel je even over ...')

Amuseren

Instrueren

Overtuigen

Informeren

Verhaal over voedings-stoffen

Verhaal over waarom gezonde voeding belangrijk is

Uitleg van veiligheids-voorschrift bouwplaats

Verhaal over rondreis door Azië

1. Alleen degene die het gesprek leidt, moet het gespreksdoel in de gaten houden.
2. Vragen stellen kan het beste aan het eind van een presentatie.

1. Alleen uitspraak 1 is juist.
2. Alleen uitspraak 2 is juist.
3. Beide uitspraken zijn juist.
4. Beide uitspraken zijn onjuist.

Presentatie:
Waarom moet je op een slide alleen trefwoorden zetten?

1. Slides dienen als houvast voor jou en je publiek.
2. Omdat je anders niks meer te vertellen hebt.
3. Omdat jij en je publiek anders niet meer weten waar de presentatie over gaat.
4. Om de toeschouwer te prikkelen.

Gerrit vertelt zijn klasgenoten wat hij in het weekend heeft beleefd.
Wat is zijn doel?

1. Zijn klasgenoten amuseren met zijn verhaal.
2. Zijn klasgenoten ervan overtuigen dat hij een leuk weekend heeft gehad.
3. Zijn klasgenoten informeren over zijn ervaringen.
4. Zijn klasgenoten vertellen waar ze het beste kunnen uitgaan.

Welke uitspraak over een (telefoon)gesprek voeren is juist?

1. Tijdens een (telefoon)gesprek maak je aantekeningen over het doel van het gesprek.
2. Voor het (telefoon)gesprek schrijf je op welke onderwerpen je wilt bespreken.
3. Voor het (telefoon)gesprek zoek je informatie over het gespreksonderwerp.
4. Tijdens het (telefoon)gesprek herhaal je telkens het doel van het gesprek.

Hoe zorg je ervoor dat je publiek tijdens een presentatie niet afdwaalt?

1. Door veel informatie op je slides te zetten.
2. Door tijdens de presentatie vragen te stellen aan je publiek.
3. Door slides te gebruiken waarop de hoofdzaken van je verhaal staan.
4. Door voor de presentatie je publiek de hoofdzaken op papier te geven.

Aan de slag ...

Werk in tweetallen

Maak de opdracht over je vakantie in Lloret de Mar

Presenteer je ideale vakantie

Achtergrondinformatie

Taalblokken > Bouwsteen 05 - Spreken/gesprekken voeren

Aan de slag ...

Werk in tweetallen

Taalblokken > Bouwsteen 05 - Spreken/gesprekken voeren

• ② - opgave 4 (opbouw presentatie)
• ④ - opgave 12 en 13 (zelf presentatie maken)
• ⑤ - opgave 14 (presenteren)
• Woordenschat Bouwsteen 5 - bolletje 16 e.v.