3.5 tegenstellingen

Woordenschat
oefenen met tegenstellingen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordenschat
oefenen met tegenstellingen

Slide 1 - Slide

leerdoelen
  • je kent de drie manieren om een tegenstelling te maken.
  • je weet wat een voorvoegsel is.
  • je kent de signaalwoorden die een tegenstelling aangeven.

Slide 2 - Slide

1. basiswoord
   plus een 
   voorvoegsel
  populair
  voorzichtig                    direct
        impopulair
        onvoorzichtig
        indirect

Slide 3 - Slide

2.
het ene voorvoegsel wordt vervangen door een ander.
  inpakken
  voorstanders  
  opbouwen                  
        uitpakken
        tegenstanders
        afbouwen

Slide 4 - Slide

3. 
een heel ander woord.
  verliezen
  vrolijk
  vergeten                  
        winnen
        somber
        onthouden

Slide 5 - Slide

Een tegenstelling volgt vaak na een signaalwoord, zoals:


maar, daarentegen, echter, anderzijds, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant, tegenover

Slide 6 - Slide

Op welke manier is de tegenstelling gemaak?

identiek <-> verschillend
A
basiswoord + voorvoegsel
B
vervangen van voorvoegsel
C
heel ander woord

Slide 7 - Quiz

Op welke manier is de tegenstelling gemaak?

relevant <-> irrelevant
A
basiswoord + voorvoegsel
B
vervangen van voorvoegsel
C
heel ander woord

Slide 8 - Quiz

Op welke manier is de tegenstelling gemaak?

aanzetten <-> uitzetten
A
basiswoord + voorvoegsel
B
vervangen van voorvoegsel
C
heel ander woord

Slide 9 - Quiz

leken
mentale
essentiële
globaal
emigreren
weinig
conditie
gedetailleerd
irrelevante
fysieke
fit
immigreren
deskundigen

Slide 10 - Drag question

basiswoord
plus
voorvoegsel
vervang voorvoegsel
heel ander woord
legaal
illegaal
vertrouwen
wantrouwen
inschakelen
uitschakelen
productief
improductief
aanvallen
verdedigen
boeiend
saai
goedkeuren
afkeuren
leken
deskundigen

Slide 11 - Drag question

door dik en
van de wieg tot het
zonder kop of
plussen en
lief en
tussen hoop en
met vallen en
dun
staart
minnen
vrees
leed
graf
opstaan

Slide 12 - Drag question

Noem twee dingen die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open question

Wat?
§ 3.5 Woorden: 
Opdrachten zie werkwijzer
Hoe?
Ta!ent boek / mapje
Hulp?
Lesboek, klasgenoot, internet
Op-brengst?
Opdrachten van de werkwijzer gemaakt
Leerdoel?
Woordvorming met een samenstelling en afleiding
Klaar?
Muurkrant opdracht 6

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide