Les 18

Spelling

Zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijk naamwoorden

1 / 16

Slide 1: Slide

NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Lesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling

Zelfstandig gebruikte telwoorden en bijvoeglijk naamwoorden

Slide 1 - Slide

Lezen

Lezen in je leesboek

timer

10:00

Slide 2 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord

Het betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar het woord of groepje woorden dat er vlak voor staat.

Het meisje dat altijd praat.

Dit is al de zoveelste mop die mijn buurman vertelt.

Slide 3 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord

Het staat altijd achter datgene waar het betrekking op heeft.

Slide 4 - Slide

Let op!

Die en dat kunnen een betrekkelijk voornaamwoord, maar ook een aanwijzend voornaamwoord zijn. Een aanwijzend voornaamwoord staat voor het zelfstandig naamwoord en een betrekkelijk voornaamwoord staat achter het zelfstandig naamwoord.

Slide 5 - Slide

Let op!

De woorden wie en welke kunnen betrekkelijk voornaamwoord zijn en vragend voornaamwoord zijn. Een betrekkelijk voornaamwoord staat nooit vooraan in de zin. Een vragend voornaamwoord staat wel vooraan.

Slide 6 - Slide

Huiswerkcontrole

Slide 7 - Slide

opdracht 1

1 pers.vnw

2 wed.vnw

3 bez.vnw

4 pers.vnw

5 bez.vnw

6 pers.vnw

7 pers.vnw

8 pers.vnw

9 pers.vnw

10 bez.vnw

11 bez.vnw

Slide 8 - Slide

Opdracht 2

1 pers.vnw

2 pers.vnw

3 bez.vnw

4 pers.vnw

5 wed.vnw

6 pers.vnw

7 pers.vnw

8 bez.vnw

Slide 9 - Slide

Opdracht 3

Opdracht 2

1 eerste ‘jullie’ en tweede ‘jullie

2 tweede ‘ons’ en vierde ‘ons’

3 tweede ‘je’ en vierde ‘je’

Opdracht 3

Juist zijn de zinnen 2, 3 en 6.

Opdracht 4

1 C
2 E 3 A 4 D

Slide 10 - Slide

Opdracht 3

Opdracht 2

1 eerste ‘jullie’ en tweede ‘jullie

2 tweede ‘ons’ en vierde ‘ons’

3 tweede ‘je’ en vierde ‘je’

Opdracht 3

Juist zijn de zinnen 2, 3 en 6.

Opdracht 4

1 C
2 E 3 A 4 D

Slide 11 - Slide

Opdracht 5

1 onbep.hoofdtelw

2 bw

3 hww

4 os.vgw

5 bn

6 ns.vgw

7 pers.vnw

8 betr.vnw

9 kww

10 bez.vnw

11 zww

12 onbep.vnw

13 wed.vnw

14 aanw.vnw

15 zn

Slide 12 - Slide

Met of zonder -n?

Telwoorden zoals enkele(n), vele(n), weinige(n):

Gaat het om een persoon? Wordt het woord zelfstandig gebruikt en wordt in de zin niet vaker genoemd. Dan met -n

Allen hadden een zwemdiploma.

Telwoorden als tientallen, honderden, duizenden en miljoenen hebben altijd een -n.

Slide 13 - Slide

Met of zonder -n?

Zelfstandig gebruikte woorden krijgen geen -n als ze op mensen slaan die in dezelfde zin wel eerder genoemd worden.

Veel supporters in Brugge kwamen met de trein en slechts enkele met de eigen auto.

Slide 14 - Slide

UITZONDERING!

- Staat er geen zelfst. nw. achter (zoals bij een bijv. nw.), maar kun je die wel denkbeelding invullen (het wordt al ergens voor of achter de zin gebruikt)? Dan schrijf je het zonder -n.

De meeste zitten op hun plek, want de leerlingen willen snel beginnen.

- Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die personen aanduiden, eindigen in het enkelvoud op een -e en krijgen in het meervoud een -n.