Herhalingsles grammatica

Herhalingsles grammatica
HV1A
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhalingsles grammatica
HV1A

Slide 1 - Slide

Zelfstandig aan de slag

Daan M, Eef D, Freek, Jip, Joes, Kee, Lennard, Marissa, Nienke, Renske, Rianne, Ries J

Je krijgt een opdrachtenboekje en hieruit ga je zelfstandig werken. Je mag met oortjes werken.

Meedoen met de uitleg

Anouk, Cas B, Cas L, Chantalle, Daan H, Eef F, Elise, Esmee, Fenne, Fleur, Luna, Max, Owen, Sophie, Ries K

Je krijgt eerst uitleg en dan gaan we oefenen. 

Slide 2 - Slide

Agenda
  • De persoonsvorm vinden
  • Zinsdelen maken
  • Het werkwoordelijk gezegde 
  • Het onderwerp vinden

Slide 3 - Slide

De persoonsvorm vinden
  1. Getalsproef: enkelvoud <-> meervoud
  2. Tijdsproef: tegenwoordige tijd <-> verleden tijd
  3. Optioneel: zin vragend maken 

Slide 4 - Slide

De persoonsvorm vinden
Hij sloeg de spijker op de kop.
Na de voorstelling bleven we nog even hangen.
De docent heeft het proefwerk niet nagekeken.
Ajax haalt de volgende ronde wel.

Slide 5 - Slide

Zinsdelen maken
  • Een zinsdeel kan één woord zijn, maar kan ook uit meerdere woorden bestaan.
  • Twijfel je of iets bij elkaar hoort? Zet het zinsdeel dan vóór de persoonsvorm in de zin. Kan dit? Dan is het één zinsdeel. Kan dit niet? Dan heb je meerdere zinsdelen. 

Slide 6 - Slide

Zinsdelen maken
  1. Lachend gaf de leraar me een onvoldoende.
  2.  Hij zag hem gisteren op de hoek van de Kerkstraat.
  3. De huisarts heeft een blaasontsteking geconstateerd.
  4. De lekkage zal over twee dagen verholpen kunnen worden. 
  5. De dierenarts moest gisteren heel vroeg opstaan. 
  6. Ik heb een auto met afneembare trekhaak, een panoramadak en een navigatiesysteem. 

Slide 7 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
  • Alle werkwoorden samen in de zin. Dus alle vormen in de tegenwoordige en verleden tijd, hele werkwoorden en voltooide deelwoorden.
  • Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt hoort hier niet bij! Dit is onderdeel van een ander zinsdeel. 
  • Het tweede deel van scheidbare werkwoorden hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde. 

Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
1. Hij at al zijn boterhammen op.
2. Doe dat raam dicht!
3. Zou hij het pakketje open durven te maken?
4. Wordt die hond wel vaker door zijn baas mishandeld?
5. Zij zijn daar vaak aan het chillen.
6. Onze buurman harkt elke zaterdag het pad aan.
7. Zou hij daar durven blijven staan kijken?











Slide 9 - Slide

Het onderwerp vinden
  • In bijna elke zin staat het onderwerp. Het onderwerp en werkwoordelijk gezegde horen bij elkaar. Het onderwerp geeft aan wie iets doet of wat er gebeurt. Je kunt het onderwerp vinden door de vraag te stellen: wie of wat + werkwoordelijk gezegde? 
  • In zinnen die in gebiedende wijs staan, staat geen onderwerp. Dit zijn de zogenaamde bevelen.  

Slide 10 - Slide

Het onderwerp vinden
1. Zij loopt naar de keuken. 
2. Dat liedje kreeg van Letland de meeste punten. 
3. Morgen speelt Ajax tegen AZ. 
4. De orkaan heeft een groot deel van de stad verwoest. 
5. Wij zijn tijdens onze vakantie daar ook geweest. 
6. Door mijn schuld is het bad overgelopen. 
7. Men hoopt daar nog veel te bereiken. 







Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video