4TL 9.4 Bloed en orgaandonatie les 1

Stripverhaal afmaken en presenteren
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Stripverhaal afmaken en presenteren

Slide 1 - Slide

Opdracht: Maak een stripverhaal
Opdracht
Werk in tweetallen
Kies een ziekteverwekker uit (bacterie / virus) die echt een ziekte veroorzaakt
Tekening 1: Laat zien hoe deze je lichaam binnendringt
Tekening 2: Leg uit hoe je er ziek van wordt (bijv. gifstoffen of cellen kapot maken)
Tekening 3: Leg uit wat de ziekteverschijnselen/symptomen zijn bij deze ziekte
Tekening 4: Laat zien hoe je lichaam reageert → witte bloedcellen type 2 in actie
Tekening 5: Laat zien hoe je lichaam reageert → witte bloedcellen type 1 in actie
Tekening 6: Laat zien hoe blij de persoon is dat hij/zij weer beter is (of niet)








Slide 2 - Slide

Hfst 9 afweer en 
bescherming


  • 9.1 De huid
  • 9.2 Infecties bestrijden 
  • 9.3 Ziekten bestrijden
  • 9.4 Bloed- en orgaandonaties, les 1
  • 9.5 Soa's

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt vertellen welke bestanddelen van bloed bij een bloedtransfusie gebruikt worden.
  • Je kunt de bloedgroepen benoemen en van iedere bloedgroep de kenmerken beschrijven.
  • Je kunt de juiste bloeddonor aan een bloedontvanger koppelen.
  • Je kunt uitleggen waarom je rekening moet houden met de resusfactor van bloed bij bloedtransfusies,
  • Je kunt beschrijven wat er gebeurt bij een orgaantransplantatie.

Slide 4 - Slide

Bliksembeurten Bloed

De bestanddelen van bloed
en
hun functie

Slide 5 - Slide

Bloedtransfusie
Wat wordt gebruikt van een donorbloed?

- Rode bloedcellen (voor hemoglobine: na veel bloedverlies)
- Bloedplasma (voor stollingseiwitten en antistoffen: bij brandwonden, ernstige infecties, hemofilie) 
- Bloedplaatjes (bij leukemie) 
Bij acute leukemie ontstaat er in het beenmerg een ongeremde woekering van onrijpe cellen. Hierdoor is er in het beenmerg geen ruimte meer voor normale bloedcellen om uit te groeien. Er ontstaat bloedarmoede (een tekort aan rode bloedcellen) en een tekort aan bloedplaatjes in het bloed.
Als je de ziekte hemofilie hebt, dan bloed je niet sneller dan normaal, maar wel langer omdat je bloed niet genoeg stollingsfactoren bevat.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Verschillende bloedgroepen

Slide 8 - Slide

Je lichaam maakt antistoffen tegen antigenen die jij niet hebt

Bloedgroep A --> anti-B

Bloedgroep B --> anti-A

Bloedgroep O --> anti-A en anti-B

Bloedgroep AB --> geen antistoffen


Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen, de patiënt kan dan doodgaan.

Slide 9 - Slide

Bloedgroepbepaling

Slide 10 - Slide


Julia laat testen welke bloedgroep ze heeft.
Ze nemen een druppel bloed en druppelen hier anti-A en anti-B in. Ze zien dat haar bloed klontert bij als er anti-B in komt, bij anti-A gebeurd er niets. Welke bloedgroep heeft ze?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 11 - Quiz

Uitleg

Bloedgroep A maakt anti-B

Bloedgroep B maakt anti-A


Krijg je het verkeerde bloed bij een bloedtransfusie dan klontert het bloed samen. 

Het bloed klontert als er anti-B in komt

Bij anti-A gebeurd er niets --> Haar bloed maakt dus zelf ook anti-A, dus heeft ze bloedgroep B.

Slide 12 - Slide

Bloedgroepbepaling
3 x testserum:
serum met anti-A
serum met anti-B
serum met antiresus

1 druppel serum met 1 druppel bloed en goed mengen

Slide 13 - Slide

Maken en lezen:
Lezen blz 190 t/m 194
Maken opdracht 14 t/m 22




De volgende les

9.4 Bloed- en orgaandonatie
les 2 



Slide 14 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt vertellen welke bestanddelen van bloed bij een bloedtransfusie gebruikt worden.
  • Je kunt de bloedgroepen benoemen en van iedere bloedgroep de kenmerken beschrijven.
  • Je kunt de juiste bloeddonor aan een bloedontvanger koppelen.
  • Je kunt uitleggen waarom je rekening moet houden met de resusfactor van bloed bij bloedtransfusies,
  • Je kunt beschrijven wat er gebeurt bij een orgaantransplantatie.

Slide 15 - Slide

Andere bloedgroepen
Wat zegt de + of - ?

Naast de ABO bloedgroepen, is er ook een Resusfactor.

Onze bloedcellen kunnen ook het Resusantigeen hebben. Je bent dan Rh+.

Wanneer je geen resusantigenen hebt ben je Rh-, dan maak je de antistof: antiresus.

Slide 16 - Slide