What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Interpunctie groep 7: Komma, dubbele punt en hoofdletetrs
basschreeuwdetegenzijnvaderikwilpatatetenvanavond
datgaanwemooinietdoenzeivadertegenbas
jekuntkiezenuitspaghettizuurkoolpreischotelofvis
basantwoorddeikkannietkiezenwanthetistemoeilijk
danslapenweernogeennachtjeoverzeivader
latenwevoornumaarpatathalendan
Je ziet hier een verhaaltje staan, maar er ontbreekt nogal wat. Kunnen jullie aangeven wat?
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 7
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
basschreeuwdetegenzijnvaderikwilpatatetenvanavond
datgaanwemooinietdoenzeivadertegenbas
jekuntkiezenuitspaghettizuurkoolpreischotelofvis
basantwoorddeikkannietkiezenwanthetistemoeilijk
danslapenweernogeennachtjeoverzeivader
latenwevoornumaarpatathalendan
Je ziet hier een verhaaltje staan, maar er ontbreekt nogal wat. Kunnen jullie aangeven wat?
Slide 1 - Slide
Wat ontbrak er in de tekst?
Slide 2 - Mind map
Het gebruik van leestekens zoals: punten, komma's, aanhalingstekens, vraagtekens en uitroeptekens noemen we
interpunctie.
Zo zie je meteen al het één en ander staan hierboven.
Maar wat zijn hierover de regels en afspraken?
Wanneer moet ik ze precies gebruiken?
Slide 3 - Slide
Bij welke zin hoort het vraagteken?
A
Ik wil weer terug naar school
B
Geef me onmiddellijk mijn pen terug
C
stem je op onze partij
D
ik heb een nieuwe telefoon gekregen voor mijn verjaardag
Slide 4 - Quiz
Wanneer gebruik je een uitroepteken?
A
Als je een zin extra nadruk wilt geven.
B
Na het einde van een zin.
C
Na een uitroep of bevel.
Slide 5 - Quiz
Bij welke zin past het uitroepteken het best?
A
Wil je meteen naar huis komen
B
Ga onmiddellijk uit mijn weg
C
Ik loop me ongelooflijk te vervelen
D
Morgen is het vrijdag
Slide 6 - Quiz
Doel van vandaag:
Ik kan hoofdletters, komma's en dubbele punten gebruiken in een tekst.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Wat schrijf je met een hoofdletter?
A
Aardrijkskundige namen
B
Namen van planten
C
Namen van merken
D
Namen van de dagen van de week
Slide 10 - Quiz
Welke zin is goed?
A
Jan en ibrahim gaan naar school.
B
Houden jullie van kerstmis?
C
In milaan schijnt de zon vaak.
D
In oktober is de herfstvakantie.
Slide 11 - Quiz
Welke zin is goed?
A
'S avonds gaan Levi en Sanne naar de kermis.
B
's Avonds gaan levi en sanne naar de kermis.
C
's Avonds gaan Levi en Sanne naar de kermis.
D
's Avonds gaan Levi en Sanne naar de Kermis.
Slide 12 - Quiz
Komma ,
- tussen twee zinnen
Fred ging naar school, maar viel onderweg.
- tussen de delen van een opsomming
Ik ga: aardappelen, wortels en eieren halen.
-Voor het woord dat geen komma!
Ik hoorde dat jij de eerste prijs hebt gewonnnen.
Slide 13 - Slide
Welke zin is goed geschreven?
A
Ik hoorde, dat je boos bent op me.
B
Ik ben boos, omdat je me niet belde.
C
Je belde me niet en daarom, ben ik boos.
D
Ik ben boos omdat, je me niet belde.
Slide 14 - Quiz
Waar klopt de opsomming?
A
Je kunt kiezen uit: groen blauw geel of rood
B
Je kunt kiezen uit: groen, blauw, geel, of rood.
C
Je kunt kiezen uit: groen, blauw, geel of rood.
D
Je kunt kiezen uit: groen, blauw, geel of, rood.
Slide 15 - Quiz
Dubbele punt :
- voor een opsomming
Ik zing: rock, pop en klassieke muziek.
- voor een verklaring
Ik ben wat later: de brug staat open.
- voor de directe rede
Het meisje zei: " Waar is mijn tas?"
Slide 16 - Slide
Je gebruikt een dubbele punt bij ...
A
een opsomming
B
een verklaring
C
citaat
D
uitspraak
Slide 17 - Quiz
In welke zin staat de dubbele punt op de juiste plek?
A
De volgende landen doen mee: Nederland, Frankrijk en Duitsland.
B
De volgende landen doen mee. Nederland: Frankrijk en Duitsland.
C
De volgende landen: doen mee. Nederland, Frankrijk en Duitsland.
D
De volgende landen doen mee. Nederland, Frankrijk: en Duitsland.
Slide 18 - Quiz
In welke zin staat de dubbele punt op de juiste plaats?
A
Ik: kan niet meedoen met gymnastiek mijn arm is gekneusd.
B
Ik kan niet meedoen: met gymnastiek mijn arm is gekneusd.
C
Ik kan niet meedoen met gymnastiek: mijn arm is gekneusd.
D
Ik kan niet meedoen met gymnastiek mijn arm: is gekneusd.
Slide 19 - Quiz
Welke zin klopt?
A
De burgemeester: zei "denk even na voordat je iets doet."
B
De burgemeester zei "Denk even na: voordat je iets doet."
C
De burgemeester zei: "denk even na voordat je iets doet."
D
De burgemeester zei: Denk even na voordat je iets doet."
Slide 20 - Quiz
Na deze les weet ik hoe ik interpunctie moet gebruiken in mijn stripverhaal voor Staal.
heel goed
best goed
een beetje
totaal niet
Slide 21 - Poll
More lessons like this
Spelling hoofdletters en leestekens
June 2019
- Lesson with
33 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Interpunctie groep 7: Komma, dubbele punt en aanhalingstekens
November 2022
- Lesson with
28 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Starttaal vooraf - thema 1 - taalverzorging 2 (aanpassen)
October 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Les 3- interpunctie en hoofdletters
January 2023
- Lesson with
25 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Schrijven les 7 V1 interpunctie
February 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
De brug blz. 260
February 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Spelling P1 - hoofdletters en leestekens (Bt1a Kern)
October 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1
Leestekens/Interpunctie
April 2023
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4