weektaak 3 3- 14 april

Ontleed de volgende zin redekundig
In veel sporten is meten een ingewikkeld fenomeen.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ontleed de volgende zin redekundig
In veel sporten is meten een ingewikkeld fenomeen.

Slide 1 - Slide

Is deze zin enkelvoudig of samengesteld?
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 2 - Quiz

Wat is de pv?

Slide 3 - Open question

Wat is het onderwerp?
A
In veel sporten
B
is meten
C
een ingewikkeld fenomeen
D
meten

Slide 4 - Quiz

Wat is het gezegde?
A
is
B
is ingewikkeld
C
is een ingewikkeld fenomeen
D
is een fenomeen

Slide 5 - Quiz

Met welk soort gezegde heb je te maken?
A
nwg
B
wwg

Slide 6 - Quiz

Zit er een lijdend voorwerp en een meewerken voorwerp in deze zin?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Wat is de bwb?
A
In veel sporten
B
veel sporten

Slide 8 - Quiz

Benoem de volgende zin:
 
Het meten moet bijdragen aan de eerlijkheid, maar in de praktijk is dat moeilijk.

Slide 9 - Slide

Is de zin:
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 10 - Quiz

Heb je te maken met:
A
1 hoofdzin en 1 bijzin
B
2 hoofdzinnen

Slide 11 - Quiz

Wat is het gezegde in zin 1?
A
moet
B
bijdragen
C
moet bijdragen
D
moet bijdragen aan

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp:
A
meten
B
de eerlijkheid
C
Het meten
D
aan de eerlijkheid

Slide 13 - Quiz

Zit er een lijdend voorwerp in de zin?
A
nee
B
ja, nl. aan de eerlijkheid

Slide 14 - Quiz

Zit er een meewerkend vw in?
A
ja: aan de eerlijkheid
B
nee

Slide 15 - Quiz

Hoe benoem je het zinsdeel: aan de eerlijkheid?
A
mwvw
B
bwb
C
vzvw

Slide 16 - Quiz

We kijken nu naar de tweede hoofdzin: maar...........moeilijk.
Wat is het gezegde?
A
is
B
is moeilijk

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp?
A
de praktijk
B
dat

Slide 18 - Quiz

Zit er een bwb in deze zin?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

Benoem de bwb

Slide 20 - Open question

Taalkundig ontleden
Ik geef je twee zinnen. Je benoemt ieder woord apart. Het zijn geen meerkeuze vragen. Lessonup rekent veel dingen fout als je het antwoord niet op dezelfde manier hebt geschreven als ik dat heb gedaan. Daarom het volgende: ik heb als antwoord de afkortingen gebruikt die staan in de kolom Taalkundig ontleden van blz. 271. Gebruik dus bij het beantwoorden dezelfde afkortingen, dan kan het niet mislukken. Gebruik ook alleen kleine letters, dus geen hoofdletters.  Ik heb ook de werkwoorden gesplitst in zww, hww en kww. 

Slide 21 - Slide

Zin 1
Heeft iemand je een complimentje gegeven?

Slide 22 - Slide

heeft?

Slide 23 - Open question

iemand

Slide 24 - Open question

je

Slide 25 - Open question

een

Slide 26 - Open question

complimentje

Slide 27 - Open question

gegeven

Slide 28 - Open question

Zin 2
Wie mag dat dan wel zijn?
Wat is "wie"

Slide 29 - Open question

mag

Slide 30 - Open question

dat

Slide 31 - Open question

dan

Slide 32 - Open question

wel

Slide 33 - Open question

zijn

Slide 34 - Open question