13-1: Engelse werkwoorden

Doel: 
Je kunt Engelse werkwoorden spellen.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Doel: 
Je kunt Engelse werkwoorden spellen.

Slide 1 - Slide

Engelse werkwoorden

Slide 2 - Slide

Engelse werkwoorden 

Slide 3 - Slide

Engelse werkwoorden

Slide 4 - Slide

Engelse werkwoorden
infinitief
stam
tt
vt
vd
werken
werk

ik werk
jij werkt
ik werkte
jij werkte
ik heb gewerkt
mailen
mail
ik mail
jij mailt
ik mailde
jij mailde
ik heb gemaild

Slide 5 - Slide

spelling engelse werkwoorden

Slide 6 - Slide

Wat valt je op aan Engelse werkwoorden?

Slide 7 - Slide

Engelse werkwoorden

Slide 8 - Slide

Engelse werkwoorden
crossen
croste(n)
gecrost
shoppen
shopte(n)
geshopt
joggen
jogde(n)
gejogd
relaxen
relaxte(n)
gerelaxt
racen
racete(n)
geracet
bridgen
bridgede(n)
gebridged
basketballen
basketbalde(n)
gebasketbald

Slide 9 - Slide

Gisteren ........... (tackelen) hij mij tijdens de voetbalwedstrijd.
A
tackelte
B
getackelt
C
getackeld
D
tackelde

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 11 - Quiz

Zij heeft mij ........... (pushen) om dat te doen.
A
gepusht
B
gepusd
C
gepushd
D
gepust

Slide 12 - Quiz

De manager ........ (contacten) mij eergisteren per telefoon.
A
contacte
B
contacde
C
contacdde
D
contactte

Slide 13 - Quiz

Ik .................... (posten) nooit veel op Instagram.
A
poste
B
post
C
postst
D
pos

Slide 14 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 15 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 16 - Quiz

Ik snap hoe je de Engelse werkwoorden schrijft
A
Ja
B
Ja, maar ik wil nog wat extra instructie
C
Nee, ik snap er nog niet veel van.

Slide 17 - Quiz