Livestream leerdoel 5 H7 HV1

Welkom HV1a
Hoofdstuk 7 - Woordformules

Heb je tijdens de livestream een vraag? 
Druk op het handje of blijf na de les hangen.
1 / 33
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom HV1a
Hoofdstuk 7 - Woordformules

Heb je tijdens de livestream een vraag? 
Druk op het handje of blijf na de les hangen.

Slide 1 - Slide

Werkwijze
Zorg dat je bij aanvang van de les je boeken en schrift klaar hebt liggen.

Je hebt je iPad en evt. telefoon nodig tijdens deze livestream.
Af en toe krijg je een opdracht die je moet invullen en/of uploaden.

& natuurlijk  al je andere wiskunde spullen.

Slide 2 - Slide

Absentie
Iedereen aanwezig?

Slide 3 - Slide

Planning
Verplicht
Voorkennis: herhaling leerdoel 4
Uitleg: leerdoel 5
Afsluiting: afsluitende check


Vrijblijvend
Voor vragen en extra uitleg.


Slide 4 - Slide

Ik kan formules opstellen bij grafieken
Leerdoel 4

Slide 5 - Slide

Formule bij een lineaire grafiek opstellen
Stap 1   Maak een tabel bij de grafiek. Vul hierin twee roosterpunten.
Stap 2   Lees de beginwaarde of startgetal af.

Stap 3  Is de grafiek een stijgende of dalende lijn?
Stap 4  Hoeveel stijgt of daalt de grafiek per horizontale stap van 1? 
          Dit noemen wij de stapgrootte of hellingsgetal.

Stap 5 Maak de formule
          Vervang de onderstaande woorden voor wat je nu weet.


Op welke punt raakt de grafiek de verticale as?

Grootheid verticale as = beginwaarde +/- stapgrootte x grootheid horizontale as 

Slide 6 - Slide


Wat is de beginwaarde of startgetal van de grafiek hiernaast?
Y
X
A
-1
B
0
C
1
D
2

Slide 7 - Quiz


Wat is de stapgrootte of hellingsgetal van de grafiek hiernaast?
(zet eventueel 2 roosterpunten in een tabel)
Y
X
A
21
B
1
C
21
D
2

Slide 8 - Quiz


Welke formule hoort bij de grafiek hiernaast?
Y
X
A
Y=1+21X
B
Y=21X+1
C
Y=21X
D
Y=1+21X

Slide 9 - Quiz

X
Y

Slide 10 - Slide


Ik kan formules opstellen bij grafieken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Ik kan grafieken met elkaar vergelijken
Leerdoel 5

Slide 12 - Slide

Ivan en Luc discussiëren over Ivan zijn nieuwe telefoon abonnement.

Ivan: "Voor mijn nieuwe abonnement moest ik 20 euro betalen en daarna 15 euro per maand.

Luc: "Mijn abonnement is goedkoper. Ik betaal 10 euro per maand en ik heb 40 euro aanmeldkosten betaald."

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?

Dat gaan we uitzoeken door beide grafieken in één assenstelsel te tekenen.

Slide 13 - Slide

Ivan en Luc discussiëren over Ivan zijn nieuwe telefoon abonnement.

Ivan: "Voor mijn nieuwe abonnement moest ik 20 euro betalen en daarna 15 euro per maand.

Luc: "Mijn abonnement is goedkoper. Ik betaal 10 euro per maand en ik heb 40 euro aanmeldkosten betaald."

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?

Dat gaan we uitzoeken door beide grafieken in één assenstelsel te tekenen.
Maak een formule bij beide abonnementen:
Abonnement van Ivan:

Abonnement van Luc
timer
2:00

Slide 14 - Slide

Ivan en Luc discussiëren over Ivan zijn nieuwe telefoon abonnement.

Ivan: "Voor mijn nieuwe abonnement moest ik 20 euro betalen en daarna 15 euro per maand.

Luc: "Mijn abonnement is goedkoper. Ik betaal 10 euro per maand en ik heb 40 euro aanmeldkosten betaald."

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?

Dat gaan we uitzoeken door beide grafieken in één assenstelsel te tekenen.
Maak een formule bij beide abonnementen:
Abonnement van Ivan:

Abonnement van Luc


timer
2:00
Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Slide 15 - Slide

Ivan en Luc discussiëren over Ivan zijn nieuwe telefoon abonnement.

Ivan: "Voor mijn nieuwe abonnement moest ik 20 euro betalen en daarna 15 euro per maand.

Luc: "Mijn abonnement is goedkoper. Ik betaal 10 euro per maand en ik heb 40 euro aanmeldkosten betaald."

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?

Dat gaan we uitzoeken door beide grafieken in één assenstelsel te tekenen.
Maak een formule bij beide abonnementen:
Abonnement van Ivan:

Abonnement van Luc




Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Slide 16 - Slide

Ivan en Luc discussiëren over Ivan zijn nieuwe telefoon abonnement.

Ivan: "Voor mijn nieuwe abonnement moest ik 20 euro betalen en daarna 15 euro per maand.

Luc: "Mijn abonnement is goedkoper. Ik betaal 10 euro per maand en ik heb 40 euro aanmeldkosten betaald."

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?

Dat gaan we uitzoeken door beide grafieken in één assenstelsel te tekenen.
Maak een formule bij beide abonnementen:
Abonnement van Ivan:

Abonnement van Luc


Teken de grafieken bij de formules:

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Slide 17 - Slide

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Aantal maanden
Aantal maanden
Bedrag in euro's
Bedrag in euro's

Slide 18 - Slide

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Aantal maanden
Aantal maanden
Bedrag in euro's
Bedrag in euro's
Het is moeilijk te zien welk abonnement het goedkoopst is.
Daarom tekenen wij de grafieken in één assenstelsel.

Slide 19 - Slide

Voeg de tabellen samen:




Wat valt je op?

Slide 20 - Slide

Voeg de tabellen samen:




Wat valt je op?

Slide 21 - Slide

Voeg de tabellen samen:







Wat valt je op?



Teken de grafieken in één assenstelsel:
Bedrag in euro's
Aantal maanden

Slide 22 - Slide

Voeg de tabellen samen:







Wat valt je op?



Teken de grafieken in één assenstelsel:
Bedrag in euro's
Aantal maanden
Het snijpunt:

Na 4 maanden zijn de abonnementen allebei 80 euro.

Slide 23 - Slide

Antwoord op de vraag:

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?
Bedrag in euro's
Aantal maanden
Ivan
Luc

Slide 24 - Slide

Antwoord op de vraag:

Klopt de uitspraak van Luc dat zijn abonnement goedkoper is?


Na 4 maanden is het abonnement van Luc goedkoper dan het abonnement van Ivan. 

Luc heeft dus gelijk, maar pas na 4 maanden.
Bedrag in euro's
Aantal maanden
Ivan
Luc

Slide 25 - Slide

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. 


Slide 26 - Slide

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. 


Snijpunt (4,80)

Slide 27 - Slide

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. Snijpunt (4,80)


Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10

Slide 28 - Slide

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. Snijpunt (4,80)


Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + 4 x 15 = 80 euro


Slide 29 - Slide

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. Snijpunt (4,80)


Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + 4 x 15 = 80 euro


Bedrag = 40 + 4 x 10 = 80 euro

Slide 30 - Slide

Controleren of het snijpunt klopt:

Vul de coördinaat van het snijpunt in de formules. Snijpunt (4,80)


Bedrag = 20 + aantal maanden x 15

Bedrag = 40 + aantal maanden x 10
Bedrag = 20 + 4 x 15 = 80 euro


Bedrag = 40 + 4 x 10 = 80 euro
Na 4 maanden is het bedrag in beide formules 80 euro.

Dus het snijpunt klopt. 

Slide 31 - Slide

Zijn er op dit moment vragen?
Als je geen vragen hebt mag je de vergadering verlaten.

Zorg ervoor dat je voor de les van woensdag leerdoel 5 af hebt.

Tot de volgende keer!

Slide 32 - Slide


Ik kan grafieken met elkaar vergelijken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll