Project plantaardig vlees_LES 1




  • Ga met je groep aan een tafelgroepje zitten
  • Laat de achterste groep tafels leeg.
  • De docent geeft zometeen aan wat je deze les nodig hebt.
1
2
3
4
5
6
Jesse
Kyra
Tim
Thijs
Ana
Annique
Judith
Hanno
Mats
Olivier
Lieke
Ruben
Yasha
Luuk
Thomas
Maik
Mathijs
Tess
Thijmen
Niels
Hugo
Calvin
1 / 31
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson




  • Ga met je groep aan een tafelgroepje zitten
  • Laat de achterste groep tafels leeg.
  • De docent geeft zometeen aan wat je deze les nodig hebt.
1
2
3
4
5
6
Jesse
Kyra
Tim
Thijs
Ana
Annique
Judith
Hanno
Mats
Olivier
Lieke
Ruben
Yasha
Luuk
Thomas
Maik
Mathijs
Tess
Thijmen
Niels
Hugo
Calvin

Slide 1 - Slide

This item has no instructions




  • Ga met je groep aan een tafelgroepje zitten
  • Laat de achterste groep tafels leeg.
  • De docent geeft zometeen aan wat je deze les nodig hebt.
1
2
3
4
5
6
Sven H
Alessio
Noella
Milou
Cailin
Lieke
Ischa
Bente
Sven G
Nati
Isa
Duha
Jolijn
Irem
Michelle
Esther
Daphne
Thamar
Manouk
Esra
Petra
Nynke
Ela

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Plantaardig vlees

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Resultaten van een groepje.




Wat betekent het als je eigen gebruik boven de rode lijn uitkomt? 
Hoe zou je dit kunnen veranderen?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

LES 1 
Deze les:
  • waarom dit project?

  • opdracht 4: thuisexperiment over smaak
  • opdracht 5: textuurspel
  • opdracht 6: eiwitmeter

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

LES 1 
Je leert over voedselsystemen.
  • Waarom is dit belangrijk?
Dit project gaat over het maken van plantaardig vlees. 

  • Wat is de aanleiding om dit te doen?




 
 



Slide 7 - Slide

This item has no instructions

zelfvoorzienend!
alle producten beschikbaar?

Slide 8 - Slide

In Nederland verbouwen de meeste mensen niet al hun voedsel zelf. Er zijn mensen met een eigen moestuin, maar fruit, vlees, zuivel, koffie en andere producten zullen in de winkel gekocht worden. Om ervoor te zorgen dat consumenten allerlei producten in winkels kunnen kopen zijn er voedselsystemen opgezet.
LES 1 
voedselsysteem
  • is het systeem dat is opgezet/ontstaan rond een bepaald voedingsproduct
  • om ervoor te zorgen dat de grondstof groeit, geoogst wordt, verwerkt wordt tot product, verpakt wordt, opgeslagen wordt, bewaard wordt, getransporteerd wordt en verkocht wordt.

Slide 9 - Slide

Om ervoor te zorgen dat consumenten allerlei producten in winkels kunnen kopen zijn er voedselsystemen opgezet. Een voedselsysteem is het systeem dat is opgezet rond een bepaald voedingsproduct om ervoor te zorgen dat de grondstof groeit, geoogst wordt, verwerkt wordt tot product, verpakt wordt, opgeslagen wordt, bewaard wordt, getransporteerd wordt en verkocht wordt.

lokaal
wereldwijd

Slide 10 - Slide

  • Deze voedselsystemen kunnen heel lokaal zijn. Denk bijvoorbeeld aan een boerderijwinkel waar producten worden verkocht die op de boerderij verbouwd of geproduceerd worden (fruit, groente, eieren, melk, kaas, jam).
  • Echter de meeste voedselsystemen zijn meer complex. De cartoon  laat zien hoe één voedselsysteem verspreid kan zijn over verschillende werelddelen. Bij zo’n voedselsysteem vinden dus veel transportbewegingen plaats en worden kringlopen van stoffen ernstig verstoord.
    Bijvoorbeeld: de bodem in Zuid-Amerika wordt armer doordat de grondstoffen naar Europa worden getransporteerd en in Europa ontstaat een mestoverschot. 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

voedselsystemen 
  • VOEDSEL = wat we eten
of heeft het met nog meer dingen te maken?

  • Bekijk het de film over "voedselsystemen"  (op de volgende dia)
      De Verenigde Naties hebben dit filmpje gemaakt bij een congres over
      voedselsystemen (zomer 2021, tijdens de corona-pandemie).
  • Kijk naar het filmpje en noteer in je schrift verschillende begrippen die genoemd worden in verband met voedselsystemen.​

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

  • de begrippen kunnen weergegeven worden in een mindmap
  • zo zie je snel hoe de verschillende begrippen met elkaar in verbinding staan

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

  • de begrippen kunnen weergegeven worden in een mindmap
  • zo zie je snel hoe de verschillende begrippen met elkaar in verbinding staan

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

  • de begrippen kunnen weergegeven worden in een mindmap
  • zo zie je snel hoe de verschillende begrippen met elkaar in verbinding staan

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

  • de begrippen kunnen weergegeven worden in een mindmap
  • zo zie je snel hoe de verschillende begrippen met elkaar in verbinding staan

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

  • de begrippen kunnen weergegeven worden in een mindmap
  • zo zie je snel hoe de verschillende begrippen met elkaar in verbinding staan

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

LES 1 - opdracht 3 - SMAAK
Smaak is een beleving van mond, neus en oor.
  • mond: zoet, zout, bitter en zuur
  • neus: kruiden (specerijen), bijvoorbeeld kaneel
  • mond & oren: voorbeeld  is het eten van chips
    --> het kraken van de chips is een ervaring & beleving die bij chips hoort
    --> chips die net uit de zak komen kraken anders dan chips die al enkele
           dagen op tafel staan
    -->  kraken neem je waar met je mond & oren  

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

LES 1 - opdracht 3
  • Zoek thuis zoveel mogelijk producten uit de linker kolom.
  • Ruik aan een product. 
  • Geef in de tweede kolom een code
  • - geen geur / +  lichte geur /
    +  duidelijke geur / ++ sterke geur 
  • Proef en geef met een X aan
     welke smaak je proeft





Smaakexperiment - thuis - facultatief

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

LES 1 - opdracht 4 - Textuur
Textuur = belangrijk eigenschap van levensmiddelen. 
  • Textuur beschrijft de structuur, het mondgevoel en het gedrag tijdens consumeren van levensmiddelen. 
Bij bepaalde producten heeft de consument ook bepaalde verwachtingen van de textuur. Bijvoorbeeld een beschuit moet “droog” zijn en gemakkelijk breken en yoghurt moet niet te dik of te dun zijn en er moeten geen klontjes in zitten. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

LES 1 - opdracht 4 - Textuur-domino-spel
  • Schud de kaartjes. 
  • Verdeel de kaartjes over de leden van je groep. 
  • Iedereen legt de kaartjes op een horizontale rij, met de afbeeldingen naar boven, voor zich. 
  • De jongste speler legt het linker kaartje open op het midden van de tafel. 
  • De volgende speler (“met de klok mee”) kijkt of hij/zij één van zijn kaartjes links of rechts kan aanleggen aan het kaartje dat midden op tafel ligt. Als er geen kaartje past, gaat de beurt naar de volgende speler. 
  • Alleen kaartjes waarop een textuur-eigenschap staat mogen worden aangelegd! Kaartjes met andere eigenschappen komen op een aflegstapel te liggen.
timer
5:00

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

LES 1 - opdracht 4 - Textuur
 Opdracht: 
  • Welke textuur moet een plantaardige burger krijgen volgens jou? 
  • Noteer de begrippen uit het domino-spel die belangrijk zijn op een kaart.

  • Deze eigenschappen gebruik jullie in jullie promotie-materiaal (= eindopdracht). 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

LES 1 - opdracht 5 - Eiwit
  1. Introductie
  2. Door het spelen van het eiwitspel kom je te weten wat het eiwitgehalte van verschillende levensmiddelen is. 
  3. Plantaardige eiwitbron kiezen.





Slide 26 - Slide

This item has no instructions

LES 1 - opdracht 5 - Eiwit
  1. Introductie
  • Eiwitten vormen samen met koolhydraten (“suikers” ) en vetten de belangrijkste bestanddelen van ons voedsel.
  • In ons lichaam zijn eiwitten belangrijk als bouwstof en als regelfunctie.





    Slide 27 - Slide

    This item has no instructions

    LES 1 - opdracht 5 - Eiwitspel
    • Leg de eiwitmeter neer.  
    • Schud de kaartjes en leg ze op een stapel.  
    • De oudste speler neemt een kaartje van de stapel en maakt een schatting van de  hoeveelheid eiwit in het voedingsmiddel. Het kaartje wordt vervolgens op de bijbehorende plaats op de eiwitmeter gelegd.  
    • De volgende speler (“met de klok mee”) neemt een kaartje en legt het nu op de eiwitmeter.  
    • Ga door tot alle kaartjes op zijn.  
    • Controleer jullie eiwitmeter met de meter van de docent. Hoeveel kaartjes hadden jullie op de juiste plek? Hoeveel kaartjes hadden jullie in de juiste volgorde?  




      timer
      5:00

      Slide 28 - Slide

      This item has no instructions

      LES 1 - opdracht 5 - Eiwitspel-NAKIJKEN

      Slide 29 - Slide

      This item has no instructions

      LES 1 - opdracht 5 - Eiwitspel-NAKIJKEN

      Slide 30 - Slide

      This item has no instructions

      LES 1 - opdracht 5 - Eiwit
      Opdracht
      1. Bekijk de infokaart over veelgebruikte plantaardige eiwitbronnen: lupine, soja, kikkererwten& tarwe.
      2. Welke plantaardige eiwitbron zou je in jullie vleesvervanger willen gebruiken? Kies er met je groep één uit. Noteer de naam van de eiwitbron + argumenten op een kaart.
      3. Extra: zoek zelf op hoeveel water en land nodig zijn voor de productie en vervoer van de eiwitbron.




        Slide 31 - Slide

        This item has no instructions