V2 - Kapitel 7 - les 3

1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Dienstag 5. April 2022
Frühling - Woche 14
Herzlich Willkommen 

Du brauchst:
- BUCH B
- Kugelschreiber
- Laptop
Was machen wir heute?
- Videofragen
- Grammatik
- Hausaufgaben + Film

Slide 2 - Slide

1

Slide 3 - Video

2

Slide 4 - Video

00:00-00:10
Was hörst du hier?

Slide 5 - Slide

00:36
Was hörst du hier?
A
Wie man eine Bratwurst macht
B
Wie man eine Currywurst macht.
C
Wiee man ein Wienerwurst macht.

Slide 6 - Quiz

00:24
Wofür wird hier Werbung gemacht?
A
Damenkleidung
B
Automarke

Slide 7 - Quiz

2

Slide 8 - Video

Lernziele
Aan het eind van de les:
- hebben we de leesvaardigheid getraind.
-hebben we de persoonlijk voornaamwoorden in 4e naamval herhaald
-leer je de voorzetsels die altijd met de 4e naamval moeten

Slide 9 - Slide

Wir lesen zusammen
Seite 39 - Übung 16

Slide 10 - Slide

00:00
Alles wird gut. Aber nie mehr, wie es war...
Wieviele Sachen gehen schief, bevor der Mann im Clip tanzend seine arbeit verlässt?

Slide 11 - Slide

02:39
Wie viele Sachen gehen schief, bevor der Mann im Clip tanzend seine Arbeit verlässt?
A
9
B
13

Slide 12 - Quiz

Welke Duitse persoonlijk voornaamwoorden in de 4e naamval ken je nog?

Slide 13 - Mind map

De 4e naamval in het Duits =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijvoegelijke bepaling

Slide 14 - Quiz

ICH - MICH
DU - DICH
ER - IHN
SIE - SIE
ES - ES
WIR - UNS
IHR - EUCH
SIE - SIE
WER - WEN / WAS - WAS
Voorbeeld:
Ich trainiere ihn
(ik train hem)
1) gezegde in zin?
ich trainiere ihn 
2) wie/wat + trainiere?
ich trainiere ihn
3) wie/wat trainiere ich?
ich trainiere ihn.

Slide 15 - Slide

Wir haben das Bett für ... (hem)
A
er
B
ihn

Slide 16 - Quiz

Brauchst ... noch Hilfe?
A
du
B
dich

Slide 17 - Quiz

Sie liebt ...
A
dich
B
du

Slide 18 - Quiz

Sind diese Möbel alle für ...
A
ihr
B
euch

Slide 19 - Quiz

Voorzetsels + 4e naamval
DOFEGUB:
Durch
Ohne
Für
Entlang
Gegen
Um
Bis
Als je deze voorzetsels in de zin ziet staan, komt daarna ALTIJD de 4e naamval 

Slide 20 - Slide

HAUSAUFGABEN
MACHE ÜBUNG 23-24-25-26

Slide 21 - Slide

Hausaufgaben für 19-4
- leer de woordjes van hoofdstuk 7 (Nederlands>Duits). 
- teken een plattegrond van een kamer in je huis. 
- beschrijf hoe die kamer eruit ziet in het Duits (gebruik de Redemittel van bladzijde 50 en de woorden uit de woordenlijst).

Mail mij de beschrijving + de tekening van je kamer voor 15 april. 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Wir machen Übung 10
Schrijf 9 zelfstandig naamwoorden uit de woordenlijst op. We gaan Bingo doen. De eerste die alle 9 woorden heeft krijgt wat lekkers. Let op: je mag niet exact dezelfde woorden opschrijven als je buurman/vrouw dus doe het zelfstandig

Slide 25 - Slide