This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Dienstag 5. April 2022
Frühling - Woche 14
Herzlich Willkommen
Du brauchst:
- BUCH B
- Kugelschreiber
- Laptop
Was machen wir heute?
- Videofragen
- Grammatik
- Hausaufgaben + Film
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
00:00-00:10
Was hörst du hier?
Slide 5 - Slide
00:36
Was hörst du hier?
A
Wie man eine Bratwurst macht
B
Wie man eine Currywurst macht.
C
Wiee man ein Wienerwurst macht.
Slide 6 - Quiz
00:24
Wofür wird hier Werbung gemacht?
A
Damenkleidung
B
Automarke
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Video
Lernziele
Aan het eind van de les:
- hebben we de leesvaardigheid getraind.
-hebben we de persoonlijk voornaamwoorden in 4e naamval herhaald
-leer je de voorzetsels die altijd met de 4e naamval moeten
Slide 9 - Slide
Wir lesen zusammen
Seite 39 - Übung 16
Slide 10 - Slide
00:00
Alles wird gut. Aber nie mehr, wie es war...
Wieviele Sachen gehen schief, bevor der Mann im Clip tanzend seine arbeit verlässt?
Slide 11 - Slide
02:39
Wie viele Sachen gehen schief, bevor der Mann im Clip tanzend seine Arbeit verlässt?
A
9
B
13
Slide 12 - Quiz
Welke Duitse persoonlijk voornaamwoorden in de 4e naamval ken je nog?
Slide 13 - Mind map
De 4e naamval in het Duits =
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijvoegelijke bepaling
Slide 14 - Quiz
ICH - MICH
DU - DICH
ER - IHN
SIE - SIE
ES - ES
WIR - UNS
IHR - EUCH
SIE - SIE
WER - WEN / WAS - WAS
Voorbeeld:
Ich trainiere ihn
(ik train hem)
1) gezegde in zin?
ich trainiere ihn
2) wie/wat + trainiere?
ich trainiere ihn
3) wie/wat trainiere ich?
ich trainiere ihn.
Slide 15 - Slide
Wir haben das Bett für ... (hem)
A
er
B
ihn
Slide 16 - Quiz
Brauchst ... noch Hilfe?
A
du
B
dich
Slide 17 - Quiz
Sie liebt ...
A
dich
B
du
Slide 18 - Quiz
Sind diese Möbel alle für ...
A
ihr
B
euch
Slide 19 - Quiz
Voorzetsels + 4e naamval
DOFEGUB:
Durch
Ohne
Für
Entlang
Gegen
Um
Bis
Als je deze voorzetsels in de zin ziet staan, komt daarna ALTIJD de 4e naamval
Slide 20 - Slide
HAUSAUFGABEN
MACHE ÜBUNG 23-24-25-26
Slide 21 - Slide
Hausaufgaben für 19-4
- leer de woordjes van hoofdstuk 7 (Nederlands>Duits).
- teken een plattegrond van een kamer in je huis.
- beschrijf hoe die kamer eruit ziet in het Duits (gebruik de Redemittel van bladzijde 50 en de woorden uit de woordenlijst).
Mail mij de beschrijving + de tekening van je kamer voor 15 april.
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Wir machen Übung 10
Schrijf 9 zelfstandig naamwoorden uit de woordenlijst op. We gaan Bingo doen. De eerste die alle 9 woorden heeft krijgt wat lekkers. Let op: je mag niet exact dezelfde woorden opschrijven als je buurman/vrouw dus doe het zelfstandig