This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
boekanalyse M4
boekanalyse 1
inleveren maandag 9 oktober
nieuw boek halen
Slide 1 - Slide
De eerste 10 vragen....
Verklaar de titel? Vind je dat de titel bij het boek past? Zo ja, waarom? Zo nee, welke titel zou jij het boek geven en waarom?
Wat is het thema van jouw verhaal?
Welke motieven (deelonderwerpen) komen erin jouw verhaal voor?
Hoe leer je de hoofpersoon kennen? Geef een uitgebreide beschrijving van de hoofdpersoon. - - Vertel hoe hij/zij eruit ziet. - Geef aan of de hoofdpersoon een round of flat character is - maakt de hoofdpersoon een karakterontwikkeling door of niet - leg aan de hand van voorbeelden uit hoe je dit allemaal weet
Met welke personage in jouw verhaal kun je je identificeren of juist niet? Licht je antwoord toe
Welke open plek is in jouw verhaal belangrijk
In welke tijd speelt jouw verhaal zicht af. Leg dit uit aan de hand voor voorbeelden uit het verhaal
Geef de verteltijd en de vertelde tijd van jouw verhaal
Welke plaatsen spelen een belangrijke rol?
Is de volgorde in jouw verhaal chronologisch of niet chronologisch ?
Slide 2 - Slide
opdracht...
Samen met jouw groepje ga jij de volgende begrippen op zoeken:
titel
thema
motieven
round of flat character
open plekken
verteltijd of vertelde tijd
zich identificeren
chronologisch of niet-chronologisch
motorisch moment
timer
20:00
Slide 3 - Slide
Het thema van de kinderboekenweek was reizen. Wat betekent het woord thema
A
auteur
B
tekening
C
onderwerp
D
schrijven
Slide 4 - Quiz
Welke feedback zou jij geven op het volgende antwoord?
Wat is het thema van jouw verhaal? Jeugdthriller, in het begin van het boek is iemand overleden en de hoofdpersonage krijgt daar alleen maar nachtmerries over
Slide 5 - Open question
Welke feedback zou jij geven op dit antwoord?
' Je leert Anne kennen door wat ze meemaakt en ze vertelt het tegen haar dagboek(soort van haar beste vriendin). Daardoor heb je het gevoel alsof ze het tegen jouw vertelt. Ze is de jongste onderduikster van het achterhuis. Anne houd van lezen, leren en schrijft bijna elke dag een verhaal in haar dagboek (kitty). '
Slide 6 - Open question
Wat is een open plek?
A
De schrijver roept veel vragen op maar beantwoordt ze niet
B
De schrijver vertelt niet hoe het verhaal afloopt
C
De schrijver probeert ervoor te zorgen dat je het personage aardig gaat vinden
D
De schrijver weet meer dan de hoofdpersoon
Slide 7 - Quiz
Wat wordt bedoeld met een motorisch moment?
A
Het moment dat iemand met een motor aan komt rijden
B
De gebeurtenis waarin het probleem of conflict ontstaat.
C
De gebeurtenis die het spannends is.
D
De gebeurtenis waarmee het verhaal eindigt
Slide 8 - Quiz
Wanneer is iemand een hoofdpersoon?
A
De personage van twee kanten leert kennen. Zowel de positieve als negatieve karaktereigenschappen
B
Je leert de gevoelens en gedachten kennen van de personage
C
De personage verandert in de loop van het verhaal of maakt een ontwikkeling door.
D
Alle drie de antwoorden, dus A, B en C
Slide 9 - Quiz
Wat betekent in de fictietheorie 'zich identificeren'?
A
Dat je verklaart wie bijvoorbeeld het lijk is als er iemand is vermoord
B
Dat je kunt bewijzen wie je bent (met bijvoorbeeld je ID-kaart)
C
Dat je mee kunt leven met een personage.
D
Dat een verhaal gebaseerd is op het leven van een bestaand persoon