vragen stellen wat doe je met?

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b
• Leerjaar 1

vragen stellen

wat is dat?    Waar gebruik je dat voor? 

wat is groter?       een .....      of ................?

waar ligt ..................?

wat kun je met een ........................ doen?

waar is het van gemaakt?

de schroevendraaier

de schroef

de schroeven

de blikopener

de flessenopener

de nietmachine

de snoeischaar

de waterpas

de kompas

de verrekijker

de oplader

de aansteker

ontstopper

meteoriet

0

tientallen

bijzonder

de eigenaar

terecht komen

inslaan

 doorboren

de vondst

iets wat je vindt

waargenomen

waarnemen/zien

zelden = bijna niet

verbrijzelen

Verband signaalwoorden

tegenstelling              maar, toch, echter

oorzaak of reden omdat, daardoor, want, daarom, doordat, immers

opsomming en, of, ook, ten eerste…, ten tweede…, daarna, verder, bovendien, daarnaast, zowel… als…

Voorbeeld 1: De vuurbol was door meerdere mensen in Nederland gezien. De bewoners hadden echter niets gemerkt.  

Het verband is hier een tegenstelling. Men denkt meerdere mensen hebben iets gezien, maar de bewoners hebben niets gemerkt. Hier is een verschil, een tegenstelling tussen wat meerdere mensen hebben gemerkt en wat de bewoners hebben gemerkt

Voorbeeld 2: De bewoners hadden niets gemerkt want ze waren niet thuis.

In deze zin wordt een oorzaak of reden gegeven. Je ziet dat aan het signaalwoord ‘want’. De bewoners hadden niets gemerkt van het inslaan van de meteoriet. De reden is dat ze niet thuis waren.  

Voorbeeld 3: Twee experts van Naturalis, Marco Langbroek en Leo Kriegsman, onderzochten de steen.

Het verband is hier een opsomming. Er worden twee experts van Naturalis opgesomd: Marco Langbroek en Leo Kriegsman. Dat zie je aan het signaalwoord ‘en’.

wat is waargenomen?

1. iets zien
2. iets niet zien
3. iets doen
4. iets niet doen

wat is zelden?

1. bijna
2. bijna niet
3. niet
4. soms

wat is verbrijzelen?

1. in twee stukken breken
2. in veel stukken breken
3. rijzen
4. ijzelen

Het vliegtuig is in het gras...

1. terecht
2. gekomen
3. recht gekomen
4. terecht gekomen

van wie is dit?
wie is de ....................?

1. ijgenaar
2. eigenaar
3. eigennaar
4. eiggenaar

1. de aansteker
2. de nietmachine
3. de waterpomptang
4. het kompas

1. binnenstebuiten
2. achterstevoren
3. ondersteboven
4. achtereenvolgens

1. achterstevoren
2. binnenstebuiten
3. ondersteboven
4. achtereenvolgens

0