Voorbereiding 2hg

Nederlands
Voorbereiding toets
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
Voorbereiding toets

Slide 1 - Slide

Vandaag
- Je weet wat je moet kennen en kunnen voor de toets.
- Je leert meer over signaalwoorden en verwijswoorden.
- Oefenen 

Slide 2 - Slide

Toolboxen
• Grondig lezen
• Leesmotor
• Leesstrategieën
• Leestypen
• Signaalwoorden
• Verwijswoorden
• Voorspellend lezen

Slide 3 - Slide

Signaalwoord & tekstverband

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Veel tekstverbanden 
- Doel: omdat ze alinea's  aan elkaar verbinden. Je maakt een logische tekst. 

Slide 6 - Slide

Veel soorten
Conclusie: dus, concluderend
Doel-middel: hoe je het doel bereikt. door middel van, zodat
Oorzaak-gevolg: door, doordat. Iets waar jij geen invloed op hebt! Anders een reden, want daar heb jij wel invloed op.
Reden: omdat, daarom
Tegenstelling: maar, terwijl


Slide 7 - Slide

Mourat houdt van voetbal en games. Ook gaat hij graag uit.
A
opsomming
B
reden
C
toelichting
D
voorwaarde

Slide 8 - Quiz

Er zijn veel soorten bloemen, bijvoorbeeld rozen, lelies en tulpen.
A
opsomming
B
reden
C
toelichting
D
voorwaarde

Slide 9 - Quiz

Vragen over signaalwoorden en verbanden? 

Slide 10 - Slide

Verwijswoorden

Slide 11 - Mind map

Verwijswoorden
Je kunt met verwijswoorden verwijzen naar:

personen
dingen
plaatsen
tijdstippen.
Bijvoorbeeld: die, deze, daar, hij, zij, hun, hem, haar etc. 


Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Marco koopt een boek. Hij heeft er 20 euro voor betaald. 
Stan en Joep werken in de winkel. Zij hebben afgelopen weekend hard gewerkt. 

Slide 13 - Slide

Vragen over verwijswoorden?

Slide 14 - Slide

Oefenen!
Lees de tekst en beantwoord onderstaande vragen:
1. Markeer alle signaalwoorden en alle verwijswoorden.
2. Geef per signaalwoord aan bij welk verband het hoort.
3. Geef per verwijswoord aan waar het woord naar verwijst. 
4. Maak een woordweb bij de tekst. 

Slide 15 - Slide