Herhalen H1

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven
1 / 28
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 1 - Quiz

In een reclame flimpje van SIRE wordt opgeroepen om bij scholen niet meer te roken, omdat dit een slechte invloed heeft op leerlingen.
Wat voor reclame is dit?
A
merkreclame
B
misleidende reclame
C
ideële reclame
D
informatieve reclame

Slide 2 - Quiz

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgave
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 3 - Quiz

Prioriteiten stellen is
A
Kiezen wat jij het meest leuk vindt
B
Keuze maken in wat het belangrijkste is
C
Kiezen wat jij het minst leuk vindt
D
Kiezen wat jij het lekkerste vindt

Slide 4 - Quiz

De reclame hiernaast is een....reclame
A
commerciële
B
ideële

Slide 5 - Quiz

Budgetteren is
A
Inkomsten en uitgaven afstemmen
B
Minder geld uitgeven dan er binnen komt

Slide 6 - Quiz

Welke soort uitgaven zijn de uitgaven voor het repareren van je kraan?
A
Incidentele uitgaven
B
Dagelijkse uitgaven
C
Kleine uitgaven
D
Vaste lasten

Slide 7 - Quiz

Een fabrikant besluit om naast eigen winkels ook via een website te gaan verkopen. Van welk marketing instrument is hier sprake?
A
Productbeleid
B
Prijsbeleid
C
Plaatsbeleid
D
Promotiebeleid

Slide 8 - Quiz

Voorbeelden van vrije goederen zijn ...
A
zon, water en baksteen.
B
rubber, metaal en hout.
C
zon, water en wind.
D
natuur, drinkwater en zon.

Slide 9 - Quiz

Primaire behoefte zijn
A
Secundaire behoeften
B
Noodzakelijke behoeften
C
Luxe behoeften
D
Tertiaire behoeften

Slide 10 - Quiz

Hoe worden de 6 P's ook wel genoemd?
A
Marketingmix of marketingdoelen
B
Marketingmix of marketinginstrumenten
C
Marketingdoelen of marketinginstrumenten
D
Marketinginstrumenten of marketingbestek

Slide 11 - Quiz

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten en diensten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid goederen die je kunt kopen.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 12 - Quiz

Wat is geen schaars goed?
A
brood
B
auto
C
zonlicht
D
geld

Slide 13 - Quiz

Wat voor soort reclame is de reclame van MONO
A
Commerciële reclame
B
Ideëel reclame
C
Informatieve reclame
D
Merkreclame

Slide 14 - Quiz

CBS: ... stijgt voor derde maand op rij.
In maart was de prijsstijging voor consumenten nog 0,4%. De prijzen zijn vanaf februari iedere maand 0,2% meer toegenomen. Dit maakt het CBS vandaag bekend.
Welk woord moet op de ... komen?
A
inflatie
B
deflatie
C
koopkracht
D
prijsindexcijfer

Slide 15 - Quiz

Schaarse goederen:
A
producten die geld kosten om iets te maken/produceren.
B
kost geen productiemiddelen om het te produceren.

Slide 16 - Quiz

Reclame wordt gemaakt om:
A
Het product bij de consument bekend te maken
B
Het product beter te verkopen
C
Informatie te geven over het product
D
A,B,C. Zijn alle drie goed

Slide 17 - Quiz

Door inflatie stijgt mijn koopkracht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Wat is een voorbeeld van zelfvoorziening?
A
Uiteten gaan
B
De ramen laten wassen
C
Een brood bakken

Slide 19 - Quiz

Wat is commerciële reclame?
A
Reclame via vrienden/kennissen.
B
Reclame van de buurtvereniging.
C
Tv reclame van een cola merk.
D
doel dat mensen andere keuzes maken.

Slide 20 - Quiz

Een groep consumenten waar een bedrijf de reclame op richt heet:
A
De consumentengroep
B
De consumentenorganisatie
C
De doelgroep
D
De geschillencommissie

Slide 21 - Quiz

Wat is een secundaire behoefte?
A
Een huis.
B
Eten.
C
Kleding.
D
Een spelcomputer.

Slide 22 - Quiz

Wat is géén inkomensvorm?
A
inkomen uit bezit
B
inkomen uit arbeid
C
inkomen uit zorg
D
overdrachtsinkomen

Slide 23 - Quiz

Wat is het doel van een begroting?
A
Een begroting zorgt ervoor dat je genoeg geld uitgeeft.
B
Een begroting dient als bewijs voor de belastingdienst
C
Een begroting geeft je inzicht in je toekomstige inkomsten en uitgaven.
D
Een begroting is een goede oefening in hoofdrekenen.

Slide 24 - Quiz

Wanneer de lonen stijgen met 4%, maar de prijzen stijgen met 3%, dan neemt mijn koopkracht...
A
af met 3%.
B
toe met 3%.
C
af met 1%.
D
toe met 1%

Slide 25 - Quiz

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 26 - Quiz

Wanneer er deflatie is, kan ik voor hetzelfde geld....
A
minder kopen.
B
meer kopen.

Slide 27 - Quiz

Wat is de beste beschrijving van zelfvoorziening?
A
Alle artikelen waar je behoefte aan hebt zelf kopen
B
Directe ruil toepassen (dus geen geld gebruiken)
C
Een uitkering voor mensen zonder werk
D
Zelf de producten maken om in je behoeften te voorzien

Slide 28 - Quiz