§5.3 Rekenen met gelijkvormigheid

• Wiskunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

H5 Gelijkvormigheid

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

1. Driehoeken hebben dezelfde hoeken
2.  Bij een vergroting hebben alle zijden een zelfde vergrotingsfactor.

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Leerdoel:

- rekenen met de factor in gelijkvormige figuren.

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

een vergrotingsfactor betekent er zit een zelfde verhouding tussen alle zijden.

AB-----> x factor = DE

30              x 0,4       = 12

want; 12 : 30 = 0,4

x .......

factor=​oudedriehoek​​nieuwedriehoek​​=​AB​​DE​​=​30​​12​​=0,4....

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Pak schrift+pen en schrijf mee:

Welke twee driehoeken zijn gelijkvormig?

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Welke twee driehoeken zijn gelijkvormig?

ABE en ACD

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

- Schets de driehoeken naast elkaar

- Schrijf de bekende lengtematen erbij

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Van welke driehoek zijn de meeste

lengtematen bekend?

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Van welke driehoek zijn de meeste

lengtematen bekend?

ACD

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Van welke overeenkomstige zijden

zijn de lengtematen bekend?

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Van welke overeenkomstige zijden

zijn de lengtematen bekend?

AB = 3 m

AC = 7,5 m

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Zet de bekende lengtematen in de 

pijlenketting.

AB = 3 m

AC = 7,5 m

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Zet de bekende lengtematen in de 

pijlenketting.

AB = 3 m

AC = 7,5 m

^{AC --------------> AB}

_{7,5 --------------> 3}

x

x .......

x .......

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Zet de bekende lengtematen in de 

pijlenketting.

AB = 3 m

AC = 7,5 m

^{AC --------------> AB}

_{7,5 --------------> 3}

x .......

x .......

factor=​grotedriehoek​​kleinedriehoek​​=​7,5​​3​​=0,4

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Zet de bekende lengtematen in de 

pijlenketting.

AB = 3 m

AC = 7,5 m

^{AC --------------> AB}

_{7,5 --------------> 3}

x 0,4

x 0,4

factor=​oud​​nieuw​​=​7,5​​3​​=0,4

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Bereken de lengte van zijde BE.

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Welke zijde is de overeenkomstige

zijde van BE?

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Welke zijde is de overeenkomstige

zijde van BE?

CD

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Bereken de lengte van zijde BE.

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Voorbeeld:

Bereken de lengte van zijde BE.

BE = factor x CD

BE = 0,4 x 1,5 = 0,6 m

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Om met gelijkvormigheid te werken, moet je er altijd voor zorgen dat de figuren in dezelfde stand zijn getekend/geschetst:

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Pas als ze in dezelfde stand zijn getekend, kun je de factor berekenen met overeenkomstige zijden:

Wat is de factor van de vergroting?

1. 39 : 50 = 0,78
2. 65 : 50 = 1,3
3. 39 : 65 = 0,6
4. 75 : 39 = 1,92

Wat is de lengte van zijde MS?

1. 75 x 0,6 = 45 cm
2. 50 x 0,6 = 30 cm
3. 75 : 0,6 = 125 cm
4. 50 : 0,6 = 83,33 cm

Aan het werk

Maken 5.3 

opdracht 15 t/m 21

§5.3 - Rekenen met gelijkvormigheid

Leerdoel:

- rekenen met de factor in gelijkvormige figuren.

Ik heb het leerdoel van deze les gehaald

😒🙁😐🙂😃