Havo 4 Nectar 3.3

1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zet de onderdelen van een natuurwetenschappelijk verslag in de juiste volgorde
Materiaal en methode
Resultaten en verwerking
Conclusie
Onderzoeksvraag
Discussie
Hypothese

Slide 2 - Drag question

Wat is de hypothese?
A
lijst met materialen
B
methode
C
conclusie
D
voorlopig antwoord onderzoeksvraag

Slide 3 - Quiz

Wat is een juiste onderzoeksvraag?
A
Of de plantjes met plantenvoeding harder groeien
B
Groeien plantjes die water met plantenvoeding krijgen harder dan plantjes die alleen water krijgen?
C
Wat is de invloed van plantenvoeding op de groei van plantjes?
D
Groeien plantjes met plantenvoeding harder dan zonder?

Slide 4 - Quiz

Waar komt in een natuurwetenschappelijk verslag een grafiek van de bevindingen?
A
conclusie
B
materialen en methode
C
resultaten en verwerking
D
discussie

Slide 5 - Quiz

Wat was de onderzoeksvraag bij deze resultaten?
A
Welke temperatuur vinden gistcellen het fijnst?
B
Wat is de invloed van kooldioxide op de activiteit van gistcellen?
C
Wat is de invloed van de temperatuur op de activiteit van gistcellen?
D
Heeft temperatuur invloed op de activiteit van gistcellen?

Slide 6 - Quiz

Wat is GEEN juiste onderzoeksvraag?
A
Groeit een plant beter in het licht of in het donker?
B
In welke mate gebruikt een aardhommel herkenningspunten om het nest terug te vinden?
C
Welk verschil is in gedrag tussen scharrelkippen en vrije uitloop kippen?
D
Wat is het effect van temperatuur op de groei van blauwalg?

Slide 7 - Quiz

Wanneer is een onderzoek NIET valide?
A
Minimaal 2 variabele factoren
B
Proefgroep en controle groep
C
Slechts 1 variabele factor
D
Grote groep proefpersonen

Slide 8 - Quiz

Ik ga een half uur naar de supermarkt om te onderzoeken of wasmiddel aanbiedingen werken. Ik observeer 2 personen die het wasmiddel in de aanbieding kopen, en 2 die een ander wasmiddel kopen. Hieruit trek ik de conclusie dat het niet uitmaakt. Dit onderzoek is:
A
betrouwbaar en valide
B
betrouwbaar maar niet valide
C
niet valide en niet betrouwbaar
D
wel valide maar niet betrouwbaar

Slide 9 - Quiz

Onderzoek naar kieming van zaden.
Zie proefopstelling in de afbeelding: 4 petrischalen met verschillende omstandigheden.
Is dit een geschikte opstelling voor het onderzoeken naar de invloed van verlichtingssterkte op de kieming.?

A
Ja, er worden twee verschillende verlichtingssterkten gebruikt.
B
Nee, want er zijn slechts twee verlichtingssterkten, dat is te weinig
C
Ja, want er zijn voldoende zaden om valide onderzoek te doen.
D
Nee, want er zijn 2 variabelen dus het onderzoek is niet valide

Slide 10 - Quiz

Leerdoelen 3.2

Slide 11 - Slide

Leerdoelen 3.3

Slide 12 - Slide

Transport via blaasjes 
Endocytose:
Exocytose:

Slide 13 - Slide

Endocytose

Slide 14 - Slide

Transport
Passief transport
  • kost geen energie
  • van hoge naar lage concentratie (berg af)

Actief
transport:
  • kost energie
  • van lage naar hoge concentratie (berg op)

Slide 15 - Slide

Transport door het celmembraan

Slide 16 - Slide

Passief transport

Slide 17 - Slide

Passief transport

Slide 18 - Slide

Actief transport

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Transport
Diffusie door een permeabel membraan:

Slide 21 - Slide

Transport
Diffusie door een semi-permeabel membraan: osmose !

Slide 22 - Slide

Transport

Slide 23 - Slide

Osmose
Hypertoon: hogere concentratie (= hogere osmotische waarde)

Isotoon: gelijke concentratie 
(= gelijke osmotische waarde)

Hypotoon: lagere concentratie (= lagere osmotische waarde)

Slide 24 - Slide

Osmotische waarde
Osmotische waarde: van een oplossing wordt bepaald door het aantal opgeloste deeltjes per volume-eenheid.

  • veel opgeloste deeltjes = hoge concentratie = hoge osmotische waarde

 

Slide 25 - Slide

Osmose
Dierlijke cel (geen celwand):

Slide 26 - Slide

Plantencel (wel een celwand):
Osmose

Slide 27 - Slide

Turgor
Video van Biologie met Joost met uitleg over osmose! Link ook op Teams. 

Slide 28 - Slide

Plasmolyse

Slide 29 - Slide

Welke eigenschap van het celmembraan is juist?
A
Alle stoffen kunnen het celmembraan passeren
B
Geen enkele stof kan het celmembraan passeren
C
Sommige stoffen kunnen het celmembraan passeren
D
Alleen water kan het celmembraan passeren

Slide 30 - Quiz

Als transport door het celmembraan energie kost, dan heet dit
A
Passief transport
B
Agressief transport
C
Actief transport
D
Diffusie

Slide 31 - Quiz

Bij osmose gaat het water transport in de richting van de ... concentratie zoutdeeltjes

A
Hoogste
B
Laagste

Slide 32 - Quiz

Welke uitspraak over passief transport is waar?
A
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
B
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.
C
Passief transport kost energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
D
Passief transport kost energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.

Slide 33 - Quiz

Verplaatsing van zoutmoleculen van een hoge concentratie naar een lage concentratie is een vorm van
A
Osmose
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Fagocytose

Slide 34 - Quiz

Verplaatsing van water over een membraan van een lage osmotische waarde naar een hoge osmotische waarde
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 35 - Quiz

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.
A
A: water B: meest
B
A: water B: minste
C
A: opgeloste stoffen B: meeste
D
A: opgeloste stoffen B: minste

Slide 36 - Quiz

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 37 - Quiz

Kalium ionen (roze) bewegen de cel uit (naar links) door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 38 - Quiz

Niet waar
Waar
Transport door blaasjes kunnen zowel van binnen de cel naar buiten worden gebracht als andersom.
Bij actief transport worden stoffen van een hoge naar een lage concentratie verplaatst.
Bij passief transport is geen energie nodig en bij actief transport wel.
Transporteiwitten kunnen alleen voor actief transport gebruikt worden.
Passief transport vindt plaats door diffusie, osmose en transporteiwitten.
Osmose vindt plaats als sommige moleculen de semipermeabele wand wel kunnen passeren en andere niet, waardoor er een verschil in waterniveau ontstaat.
Diffusie vindt alleen plaats door een semipermeabele wand.

Slide 39 - Drag question

Leerdoelen 3.3

Slide 40 - Slide


  • Lezen paragraaf 3.4 (5 min!)
  • Maken 3.3: opdracht 38 t/m 40, 45 t/m 47, 50, 51
Huiswerk

Slide 41 - Slide