1B maandag 31 oktober 2.3 deel 3 en 2.2 deel 1

GOEDEMORGEN 
Boek, schrift, agenda, pen op tafel.


timer
2:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

GOEDEMORGEN 
Boek, schrift, agenda, pen op tafel.


timer
2:00

Slide 1 - Slide

Vandaag BLOKUUR
Fictie lezen
15 minuten
Huiswerk bespreken H2.3
15 minuten
Herhalingsoefening
10 minuten
H2.2: Gedicht: uitleg, opdrachten maken en gedichten schrijven!
45 minuten
Stukje film kijken??
15 minuten
Afsluiting
5 minuten

Slide 2 - Slide

LESDOEL 
1. Na deze les kan je vertellen waar je een inleiding, kern en slot aan herkent. 

2. Na deze les kan je vertellen je hoe je "verkennend" leest.

3. Na deze les kan je zelf een gedicht schrijven. 


Slide 3 - Slide

Fictie lezen
  • 10 minuten samen lezen in iedere les.
  • Opdracht over dit boek in periode 2. Dit telt mee voor je rapport.
  • Ik geef beurten, zorg dat je weet waar we zijn. 

Slide 4 - Slide

Huiswerk nakijken / afmaken

Maak de opdrachten die je nog niet af hebt, af. 
We kijken opdracht 11 t/m 16 na. 




timer
5:00

Slide 5 - Slide

Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
Uit H1.2:
1. Wat zijn tussenkopjes?
2. Wat voor informatie staat er in een alinea?
3. Schrijf vier dingen op waaraan je een alinea kan herkennen. 
Uit H1.3:
4. Wat staat er in de inleiding, de kern en het slot?
5. Wat is verkennend lezen? Welke vijf dingen doe je om verkennend te lezen?



timer
10:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

We kijken een filmpje

Slide 8 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 2 t/m 6 van H2.2. 
Werk samen, werk met aandacht. 
De opdrachten moeten binnen 10 minuten af zijn!

Klaar? Dan begin je met opdracht 1 t/m 10 van H2.1 Fictie. 


timer
10:00

Slide 9 - Slide

Hoe schrijf je een gedicht?
In een gedicht speel je met taal over een onderwerp. 

Stappen:
1. Bedenk waarover je een gedicht wil schrijven: je zus, je vriendin, liefde, oorlog, verdriet, geluk, je fiets, je voetbal: ALLES MAG
2. Bedenk een voorwerp met bijvoeglijk naamwoorden, werkwoorden en menselijke eigenschappen. 
3. Maak er zinnen van. Speel met ritme en rijm. 
NU JIJ ....

Slide 10 - Slide

NU JIJ ....
Bedenk een voorwerp
timer
7:00
Schrijf een gekozen voorwerp in het midden.
Schrijf daarna om het woord: 

  1. Vijf bijvoeglijke naamwoorden die bij het voorwerp passen. (Eigenschappen, hoe voelt het, enz.)
  2. Drie werkwoorden die bij het voorwerp passen. (Wat kun jij ermee doen? Wat kan het ding zelf doen?)
  3. 1 of 2 personificaties: welke menselijke eigenschappen zou jouw voorwerp kunnen hebben?

Slide 11 - Slide

Schrijf je gedicht

Slide 12 - Slide

Evaluatie

  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 13 - Slide