1B dinsdag 31 oktober 2.2 deel 2

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

GOEDEMORGEN 
Boek, schrift, agenda, pen op tafel.


timer
2:00

Slide 2 - Slide

Vandaag NIEUWE POGING NA GISTEREN. 
Fictie lezen
10 minuten
Filmpje. Gedicht lezen + bespreken
15 minuten
Gedicht schrijven
15 minuten
Stukje film kijken??
10 minuten
Afsluiting
5 minuten

Slide 3 - Slide

Fictie lezen
  • 10 minuten samen lezen in iedere les.
  • Opdracht over dit boek in periode 2. Dit telt mee voor je rapport.
  • Ik geef beurten, zorg dat je weet waar we zijn. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

IK WIL JE
KUSSEN 
OP BED
LEGGEN


Slide 7 - Slide

Kenmerken gedicht
Wat zijn kenmerken van een gedicht?
Wat weet je inmiddels?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Overleg met je buurman/vrouw en maak aantekeningen over wat je bespreekt

Welk gevoel zit in het gedicht? Vrolijk, verdrietig, vreemd, gewoon, akelig, spannend? 

Waarom vinden jullie dat? Welke woorden of zinnen geven je dat idee? Waar denk je aan bij die woorden of zinnen?

Slide 10 - Slide

Overleg met je buurman/vrouw en maak aantekeningen over wat je bespreekt
Er is één regel die niet rijmt. Welke
is dat? Zou dat een foutje zijn of is het expres?

Slide 11 - Slide

Overleg met je buurman/vrouw en maak aantekeningen over wat je bespreekt
Hoeveel lettergrepen telt iedere regel? Er is één regel die minder lettergrepen telt. Welke is dat? Zou dat een foutje zijn
of is het expres?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

   Hoe schrijf je een gedicht?
Stappen:
1. Bedenk waarover je een gedicht wil schrijven: je zus, je vriendin, liefde, oorlog, verdriet, geluk, je fiets, je voetbal: ALLES MAG
2. Aan welk voorwerp denk je hierbij? Vul dit aan met bijvoeglijk naamwoorden, werkwoorden en menselijke eigenschappen. 
3. Maak er een gedicht van minstens 10 zinnen van. Kies uit de volgende opties:
     a. Zorg dat iedere zin met dezelfde letter begint
     b. Zorg dat er rijm in het gedicht terugkomt. 
     c. Zorg dat iedere zin 8 lettergrepen heeft. 

Schrijf op het blaadje. Straks mag je voordragen!
NU JIJ ....
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Overleg met je buurman/vrouw en maak aantekeningen over wat je bespreekt
Wat zouden jullie tekenen als je bij dit gedicht
een tekening zou maken maken?

Welke kleur(en) zou je  dan gebruiken?

Slide 16 - Slide

NU JIJ ....
Bedenk een voorwerp
timer
7:00
Schrijf een gekozen voorwerp in het midden.
Schrijf daarna om het woord: 

  1. Vijf bijvoeglijke naamwoorden die bij het voorwerp passen. (Eigenschappen, hoe voelt het, enz.)
  2. Drie werkwoorden die bij het voorwerp passen. (Wat kun jij ermee doen? Wat kan het ding zelf doen?)
  3. 1 of 2 personificaties: welke menselijke eigenschappen zou jouw voorwerp kunnen hebben?

Slide 17 - Slide

Schrijf je gedicht

Slide 18 - Slide

Evaluatie

  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 19 - Slide