WK 50 - Grammatica

VH2/HK2 - Nederlands
Week 50 - les 1
Grammatica
Mevrouw Giesen
timer
10:00
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

VH2/HK2 - Nederlands
Week 50 - les 1
Grammatica
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Agenda 
  • Leerdoelen
  • Naamwoordelijk gezegde herhalen
  • Opdracht naamwoordelijk gezegde
  • Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
  • Ik weet wat een naamwoordelijk gezegde is.
  • Ik kan van een zin bepalen of deze zin een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde bevat.

Slide 3 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Dit jaar / is / Alinde / opnieuw / keepster.
In deze zin staat geen werkwoord dat aangeeft wat het onderwerp Alinde doet. Er is dus geen werkwoordelijk gezegde. Alinde dóét niet iets, maar zij ís iets. Wát zij is, zie je aan het zelfstandig naamwoord keepster. Daarom heeft de zin een naamwoordelijk gezegde (ng): is [keepster]. Het naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand of iets is (of wordt of blijft). Het bestaat uit een of meer werkwoorden (hier: is) en een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord (hier: keepster).

Slide 4 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin. Het belangrijkste daarvan is een vorm van een koppelwerkwoord: zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen.
  • Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat een (tijdelijke) eigenschap (keepster) van het onderwerp (Alinde) noemt. Het koppelwerkwoord (is) koppelt die eigenschap aan het onderwerp.
Let op: in zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp.

Slide 5 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Bekijk de zin Thymen / zal / de beste gamer / blijken / op het toernooi.
  • Stel vast of het onderwerp iets dóét of iets ís. Thymen ís (blijkt) iets, namelijk ‘de beste gamer’.
  • Als het onderwerp iets ís, stel je de vraag Wat + persoonsvorm + onderwerp + overige werkwoorden? Wat zal Thymen blijken? Het antwoord op die vraag is het naamwoordelijk deel: de beste gamer.
  • Noteer het naamwoordelijk gezegde: pv + [nw.deel] + overige werkwoorden. Zet het naamwoordelijk deel tussen vierkante haken.
      ng = zal [de beste gamer] blijken

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Oefenen in de klas
Oefenopdrachten - uitleg via docent
Opdracht op papier

Slide 8 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
  • Ik weet wat een naamwoordelijk gezegde is.
  • Ik kan van een zin bepalen of deze zin een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde bevat.

Slide 9 - Slide

Afsluiting

Slide 10 - Slide

VH2/HK2 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 11 - Slide

VH2/HK2 - Nederlands
Week 50 - les 2
Grammatica
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Agenda 
  • Leerdoelen
  • Naamwoordelijk gezegde herhalen
  • Bijvoeglijke bepaling uitleggen
  • Afsluiting 

Slide 13 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
  • Ik weet wat een naamwoordelijk gezegde is.
  • Ik kan van een zin bepalen of deze zin een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde bevat.
  • Ik weet wat een bijvoeglijke bepaling is.
  • Ik kan de bijvoeglijke bepalingen uit een zin halen.

Slide 14 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin en een zinsdeel met een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord dat iets zegt over het onderwerp. Het naamwoordelijk gezegde geeft een toestand aan: het onderwerp is/ wordt/ blijft/ blijkt/ lijkt/ schijnt/ heet iets.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Bijvoeglijke bepaling

Slide 17 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
In deze zinnen zijn de bijvoeglijke bepalingen vetgedrukt. Een bijvoeglijke bepaling (bijv .bep) geeft binnen een zinsdeel (!) extra informatie over de kern van dat zinsdeel (het belangrijkste woord). Die kern is een zelfstandig naamwoord (dirigent, applaus, jongens, trainingspak) of een voornaamwoord (Wie). In de voorbeeldzinnen is de kern steeds onderstreept.
Bijvoeglijke bepalingen kun je heel vaak weglaten uit een zin, maar de kern blijft altijd staan:
– De dirigent ontving na het concert een applaus.

Slide 18 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling kan vóór of achter het zelfstandig naamwoord staan.
Er kunnen ook meer bijvoeglijke bepalingen bij één kern horen.
Let op: lidwoorden (de), voornaamwoorden (dit, zijn) en telwoorden (sommige) zijn geen bijvoeglijke bepaling.

Slide 19 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling kan vóór of achter het zelfstandig naamwoord staan.
Er kunnen ook meer bijvoeglijke bepalingen bij één kern horen.
Let op: lidwoorden (de), voornaamwoorden (dit, zijn) en telwoorden (sommige) zijn geen bijvoeglijke bepaling.

Slide 20 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Zo vind je de bijvoeglijke bepaling(en)
Zet streepjes tussen de zinsdelen.
Zoek van elk zinsdeel dat uit meerdere woorden bestaat, het belangrijkste woord, de kern, en bepaal de woordsoort.
Als de kern een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord is, noteer dan de woorden die extra informatie geven over de kern; dat zijn de bijvoeglijke bepalingen. 

Slide 21 - Slide

Bijvoeglijke bepaling
Noteer die zo:
bijv.bep = oude → dirigent
bijv.bep = succesvolle → dirigent
bijv.bep = daverend → applaus
bijv.bep = stoere → jongens
bijv.bep = in deze klas → jongens
bijv.bep = oud → trainingspak
bijv.bep = van dit groepje → Wie

Slide 22 - Slide

Leerdoelen
  • Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
  • Ik weet wat een naamwoordelijk gezegde is.
  • Ik kan van een zin bepalen of deze zin een naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde bevat.
  • Ik weet wat een bijvoeglijke bepaling is.
  • Ik kan de bijvoeglijke bepalingen uit een zin halen.

Slide 23 - Slide

Afsluiting

Slide 24 - Slide

VH2/HK2 - Nederlands
Bedankt voor jullie aandacht vandaag!

Slide 25 - Slide