Leesvaardigheid (Les 1)

Mi familia
  • Vocabulaire herhalen.
  • Tekst lezen.
  • Bijhorende vragen beantwoorden.
  • Checken of de leerdoelen zijn behaald.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
SpaansWOStudiejaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Mi familia
  • Vocabulaire herhalen.
  • Tekst lezen.
  • Bijhorende vragen beantwoorden.
  • Checken of de leerdoelen zijn behaald.

Slide 1 - Slide

1. Aan het eind van de les kan ik met behulp van leesstrategieën Spaanse teksten met het thema ‘familie’ begrijpen.

2. Aan het eind van de les beheers ik de woordenschat rondom de thema's familie, leeftijd, persoonlijke eigenschappen en beroepen. 

Slide 2 - Slide


A
Lara es la tía de Julio.
B
Lara es la madre de Ana.
C
Lara es la hermana de Laura.
D
Lara es la madre de Paula.

Slide 3 - Quiz


A
Pablo es el padre de Paula.
B
Pablo es el abuelo de Julio.
C
Pablo y Luis son hermanos.

Slide 4 - Quiz


Laura tiene quince años.
Hoe oud is Laura?
A
Laura is 13 jaar.
B
Laura is 16 jaar.
C
Laura is 15 jaar.
D
Laura is 50 jaar.

Slide 5 - Quiz

Vertaal naar het Spaans.
Mijn oom is 43 jaar oud.
A
Mi tío tiene cuarenta y tres años.
B
Mi tío tiene quarenta y tres años.
C
Mi abuelo tiene 43 años.
D
Mi tío tiene cuarentaitres años.

Slide 6 - Quiz


A
Mis padres están divorciados.
B
Mis padres están casados.

Slide 7 - Quiz


A
Estos hombres son graciosos.
B
Estas mujeres son graciosas.
C
Estos hombres son aburridos.
D
Estos mujeres son simpáticos.

Slide 8 - Quiz

Wat is haar beroep?
A
taxista
B
profesora
C
camarera
D
abogada

Slide 9 - Quiz

Mi prima es .....................
A
veterinario
B
jueza
C
veterinaria
D
arquitecta

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Wie is er in de tekst aan het woord?

Slide 13 - Open question

Hij/zij vertelt over ......
A
Vrienden
B
Games
C
School
D
Familie

Slide 14 - Quiz

Wat betekent de titel?

Slide 15 - Open question

Los abuelos
Hugo
Sofía
Los gemelos
Mimi en Bella
Houdt erg van voetbal.
Ze zijn 81 en 84 jaar oud.
Wonen niet ver weg.
Zijn 5 jaar oud.
Dit is de tante van Pepe.
Is grappig.
We zien ze niet vaak.
Zijn de huisdieren van de familie.

Slide 16 - Drag question

Mauro es mi tío. Tiene 39 ............ y es muy..............
A
años - gracioso
B
pelo - gracioso
C
años - lejos
D
padre - gracioso

Slide 17 - Quiz

Es el hermano menor de mi.................
A
pelo
B
casa
C
lejos
D
padre

Slide 18 - Quiz

Mauro esta casado con Jimena. Ella es mi .........
A
lejos
B
tía
C
años
D
cerca

Slide 19 - Quiz

Tiene el .............. rubio.
A
ojo
B
pierna
C
pelo
D
zapato

Slide 20 - Quiz

Andrés y Francisco son los hijos de mis tíos. Son mis .......................
A
tios
B
hermanos
C
compañeros
D
primos

Slide 21 - Quiz

Viven ............... de nosotros, por eso no nos vemos mucho.
A
cerca
B
al lado
C
lejos
D
enfrente

Slide 22 - Quiz

In tweetallen werken.
Vertel iets over je opa en oma, of oom en tante.

Vertel:
1. Hoe oud ze zijn.
2. Of je ze vaak ziet.
3. Bedenk zelf ook nog iets om te vertellen.

Slide 23 - Slide

Is leerdoel 1 behaald?

Aan het eind van de les kan ik met behulp van leesstrategieën Spaanse teksten met het thema ‘familie’ begrijpen.


A
SI
B
NO

Slide 24 - Quiz

Is leerdoel 2 behaald?

Aan het eind van de les beheers ik de woordenschat rondom de thema's familie, leeftijd, persoonlijke eigenschappen en beroepen.
A
SI
B
NO

Slide 25 - Quiz

DEBERES
Huiswerk:
- Los ejercicios de ortografía.
(spelling oefeningen)

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide