Toets genetica (30 min) Versie1

Bestudeer de volgende notatie:

 Deze notatie geeft het volgende aan:
AABbXDXd
A
Een man die heterozygoot is voor 2 genen
B
Een vrouw die heterozygoot is voor 2 genen
C
Een man die heterozygoot is voor 1 gen
D
Een vrouw die heterozygoot is voor 1 gen
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bestudeer de volgende notatie:

 Deze notatie geeft het volgende aan:
AABbXDXd
A
Een man die heterozygoot is voor 2 genen
B
Een vrouw die heterozygoot is voor 2 genen
C
Een man die heterozygoot is voor 1 gen
D
Een vrouw die heterozygoot is voor 1 gen

Slide 1 - Quiz

Twee niet-gekoppelde loci hebben een effect op de haarkleur van muizen. AA- of Aa-muizen zijn agouti. Muizen met genotype aa zijn albino omdat alle pigmentproductie wordt geblokkeerd, ongeacht het fenotype op de tweede locus. Op de tweede locus is het B-allel (agouti-vacht) dominant voor het b-allel (zwarte vacht).

Wat zou het resultaat zijn van een kruising tussen twee agouti-muizen met genotype AaBb?
A
4 agouti: 4 zwart: 8 albino
B
9 agouti: 3 zwart: 3 albino: 1 grijs
C
9 agouti: 3 zwart: 4 albino
D
8 agouti: 4 zwart: 4 albino

Slide 2 - Quiz

Bij een dihybride kruising geeft de verhouding 9: 3: 3: 1 ___ aan.
A
Codominantie
B
Onafhankelijke overerving
C
Intermediare dominantie
D
Multipele allelen

Slide 3 - Quiz

Een bepaald type kleurenblindheid is geslachtsgebonden. Een op de zeven vrouwen (die dit defect niet hebben) is heterozygoot voor deze eigenschap. Een man en een vrouw kunnen normale kleuren zien en verwachten een kind. Ze weten niets over hun familiegeschiedenis met betrekking tot kleurenblindheid.

Aanname: geen crossing-over en geen spontane mutaties vinden plaats.

Wat is de kans dat het kind het specifieke type kleurenblindheid heeft?

A
1/4
B
1/196
C
1/28
D
1/14

Slide 4 - Quiz

Een vrouw is voor de tweede keer getrouwd. Haar eerste echtgenoot had bloedgroep A en haar zoontje had type O. Haar tweede echtgenoot heeft type B en hun kind heeft type AB. Wat is het genotype van de bloedgroep van de vrouw?

Slide 5 - Open question

Het Marfan-syndroom is een zeldzame erfelijke ziekte die de ogen, het hart en het skelet aantast. De stamboom laat zien hoe dit word over-geërfd. De grootvader (individu 1) is homozygoot gezond.
Hoe wordt de ziekte overgeërfd (dominant of recessief & X chromosomaal of autosomaal?) Gebruik de stamboom in je antwoord.

Slide 6 - Open question

De symbolen Aa vertegenwoordigen een individu heterozygoot voor het Marfan-syndroom.

Wat zijn de genotypen van de individuen in het diagram met nummer 10 en 12?

Slide 7 - Open question

Bij een slakkensoort wordt de kleur van de schaal bepaald door een gen met drie allelen. De schaal kan bruin, roze of geel zijn. Het allel voor bruin, CB, is dominant voor de andere twee allelen. Het allel voor roze, CP, is dominant voor het allel voor geel, CY.

Een kruising tussen twee roze slakken produceerde alleen roze en gele slakken.
Geef de genetische kruising van de P-generatie, geef de genotype-verhouding van de F1 en leg uit waarom alleen roze en gele slakken worden geproduceerd.

Slide 8 - Open question

Het diagram toont een stamboom waarin sommige individuen kleurenblind zijn (= X-chromosomaal & recessief) of een witte streep (= autosomaal & dominant) in het haar hebben.

Wat zijn de genotypen van individuen 5 en 6?

Slide 9 - Open question

Het diagram toont een stamboom waarin sommige individuen kleurenblind zijn (= X-chromosomaal & recessief) of een witte streep (= autosomaal & dominant) in het haar hebben.
Hoe groot is de kans dat het eerste kind van individuen 5 en 6 een kleurenblinde jongen zal zijn met een witte streep in zijn haar? Laat je werkwijze zien.

Slide 10 - Open question

Kleurenblindheid wordt bepaald door een gen op het X-chromosoom. Het allel voor kleurenblindheid, Xb, is recessief voor het allel voor niet kleurenblind, XB.

Leg uit waarom kleurenblindheid vaker voorkomt bij mannen dan bij vrouwen.

Slide 11 - Open question

Een vrouwelijk zoogdier is heterozygoot voor 5 eigenschappen waarvan de genen niet gekoppeld zijn.

Hoe groot is de kans, dat zij een eicel vormt met uitsluitend de recessieve allelen van de betrokken genen?

Slide 12 - Open question

Zet de organismen in de juiste volgorde.
Jongste organismen
Oudste organismen
Mensachtigen
Reptielen
Zaadplanten
Amfibiën
Landplanten
Gepantserde dieren
Meercelligen
Eencelligen

Slide 13 - Drag question

Bij muizen is het allel E (lange staart) dominant over het allel e (korte staart); het allel F (krullend haar) dominant over het allel f (glad haar).
In de F1 heeft 50% van de vele nakomelingen een lange staart en glad haar en 50% een korte staart en glad haar.

Wat is het genotype van één van de ouders?
A
EEff
B
EEFf
C
Eeff of eeff
D
eeFf of eeFF

Slide 14 - Quiz

Bij welke groep hoort een dier met de volgende kenmerken:
- Huid bedekt met haren
- Leeft op het land
- Baart zijn jongen levend
- Haalt adem met longen
A
Reptielen
B
Zoogdieren
C
Amfibiën
D
Vogels

Slide 15 - Quiz

Uit welke gewervelde dieren zijn de vogels ontstaan?
A
amfibien
B
reptielen
C
vogels
D
zoogdieren

Slide 16 - Quiz

Waarom zijn amfibieën geen echte landdieren?
A
Ze moeten hun eieren in het water leggen
B
Ze ademen door hun huid
C
Ze leven meestal in het water
D
Als ze niet regelmatig water drinken, gaan ze dood.

Slide 17 - Quiz

Organisch of anorganisch ? 
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
timer
1:00
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
chlorophyl

Slide 18 - Drag question

leg uit wat de endosymbiosetheorie inhoudt

Slide 19 - Open question

Welk van deze kenmerken van chloroplasten is of welke zijn een aanwijzing dat chloroplasten door endosymbiose zijn ontstaan?
A
omhuld door een dubbele membraan
B
in bezit van eigen DNA
C
in staat tot synthese van eiwitten

Slide 20 - Quiz


Welk rijk stelt nummer 1 voor?
A
plantenrijk
B
dierenrijk
C
schimmelrijk
D
archaea

Slide 21 - Quiz

Sleep alle rijken/domeinen naar het juiste vak
Autotroof
Heterotroof

Slide 22 - Drag question

Waaraan herken je prokaryoten?
A
Ze zijn klein
B
Ze zijn heterotroof
C
Ze hebben geen celkern
D
Ze hebben geen celwand

Slide 23 - Quiz

Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb
(A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1 dieren onderling gekruist.

In de F2 is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:

A
1/16
B
3/16
C
9/16
D
12/16

Slide 24 - Quiz

Bij halsbandparkieten komen verschillende allelen voor kleur voor. De normale groene kleur wordt veroorzaakt door het samen voorkomen van het dominante X-chromosomale allel X(B) en het dominante niet-X-chromosomale allel G.
Als het dominante allel X(B) ontbreekt, ontstaat er een lutino (= gele) parkiet.
Als het dominante allel G ontbreekt, ontstaat er een blauwe parkiet.
Albino parkieten hebben als genotype X(b)X(b) gg of X(b)Y gg.
Bij vogels hebben vrouwtjes de geslachtschromosomen X en Y; mannetjes X en X.
Onder de talrijke nakomelingen van twee lutino parkieten bevinden zich albino parkieten.
Welk deel van deze nakomelingen zal albino zijn?

A
1/8
B
1/4
C
1/2
D
3/4

Slide 25 - Quiz



Einde: Wanneer je de toets nu sluit (kruisje rechtsonder) dan moet je daarna de toets inleveren (rechtsboven). Vergeet dit niet!

Slide 26 - Slide