Chapitre 1 pers, vnw en avoir

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wat weten we al van unité 2?

Bonjour 1G

Chapitre 1 

Prends ton livre A + ton iPad et ton cahier et un stylo. 

Buts (leerdoelen)

-Je kunt het persoonlijk voornaamwoord gebruiken

-Je kunt le verbe (werkwoord) AVOIR (=hebben) gebruiken 

- huiswerk nakijken

-Je kunt een klein gesprekje/interview doen 

une petite répétition....

Persoonlijk voornaamwoord

Ik	??
Jij
Hij / zij / men
Wij
Jullie / u
Zij

Persoonlijk voornaamwoord

Ik	Je
Jij	??
Hij / zij / men
Wij
Jullie / u
Zij

Persoonlijk voornaamwoord

Ik	Je
Jij	Tu
Hij / zij / men	?
Wij
Jullie / u
Zij

Persoonlijk voornaamwoord

Ik	Je
Jij	Tu
Hij / zij / men	Il / elle / on
Wij	?
Jullie / u
Zij

Persoonlijk voornaamwoord

Ik	Je
Jij	Tu
Hij / zij / men	Il / elle / on
Wij	nous
Jullie / u	?
Zij	?

Persoonlijk voornaamwoord

Ik	Je
Jij	Tu
Hij / zij / men	Il / elle / on
Wij	nous
Jullie / u	Vous
Zij	?

Persoonlijk voornaamwoord

Ik	Je
Jij	Tu
Hij / zij / men	Il / elle / on
Wij	nous
Jullie / u	Vous
Zij	Ils / elles

JE

TU

IL 

(+ elle + on)

NOUS

VOUS

ILS 

(+elles)

ils/elles?

ILS

ils/elles?

ils

ils/elles?

elles

Le verbe 'avoir' = hebben

Ik heb	J' ai (je ai)
Jij hebt	Tu as
Hij / zij / men heeft	Il / elle / on a
Wij hebben	nous avons
Jullie hebben / u heeft	Vous avez
Zij hebben	Ils / elles ont

Au travail!! 

Open je iPad. we gaan oefenen!

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)

Les pronoms personnels

- persoonlijk voornaamwoorden.

Je

Elles

Nous

il

Tu

Elle

Vous

ils

On

ik heb

1. j'ai
2. on a
3. elle a
4. tu as

U heeft

1. nous avons
2. vous avez
3. ils ont
4. elles ont

zij heeft

1. j'ai
2. on a
3. elle a
4. tu as

wij hebben

1. nous avons
2. vous avez
3. ils ont
4. elles ont

hij heeft

1. ils ont
2. elle a
3. il a
4. ils a

zij hebben

1. elles ont
2. vous avez
3. nous avons
4. ils ont

jij hebt

1. j'ai
2. on a
3. il a
4. tu as

Jullie hebben

1. Nous avons
2. Vous avez
3. Ils ont
4. Elles ont

tu as

1. ik heb
2. hij heeft
3. zij heeft
4. jij hebt

vous avez

1. U heeft
2. jullie hebben
3. wij hebben
4. zij hebben

j'ai

1. ik ben
2. ik heb
3. ik aai
4. ik blijf

nous avons

1. wij hebben
2. u heeft
3. jullie hebben
4. zij hebben

elles ont

1. wij hebben
2. zij heeft
3. zij hebben
4. hij heeft

Huiswerk nakijken

31 CDEFG

Que faire?

-Je gaat met je maatje een interview doen.

-Je mag jezelf zijn, maar ook iemand anders

-Je gebruikt de zinnen van de phrases-clés page cinquante-quatre (54)

-Je weet van elkaar: hoe heet je? Waar woon je? Hoe oud? Huisdier (tu as un animal?)? Telefoonnummer? (11-20!!) 

-Je schrijft het op en evt interview voor de klas.

Ik weet wat het persoonlijk voornaamwoord is in het Frans

😒🙁😐🙂😃

Ik kan het werkwoord avoir gebruiken

😒🙁😐🙂😃

Ik ben (bijna) klaar voor de toets van dinsdag

😒🙁😐🙂😃

Wat vond je van deze les?

1. Huh? Wat? Je maakt me wakker, was ah slapen.
2. Wel aardig...
3. Best wel leuk, ja...
4. SUPERRRRRRRRRleuk

Huiswerk volgende les

-Je leert vocabulaire E + F (met zinnen, 4x8 woordjes)

- Leren persoonlijk voornaamwoord en le verbe avoir 

(page 48-49)