13.5 In evenwicht havo5

13.5

In evenwicht
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

13.5

In evenwicht

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Welke hormonen kunnen betrokken zijn bij het regelen van de bloedsuikerspiegel?
A
insuline en glucagon
B
insuline, glucagon en adrenaline
C
insuline, glucagon, adrenaline en cortisol
D
insuline, glucagon, adrenaline, cortisol en het groeihormoon

Slide 3 - Quiz

Regeling bloedsuiker.                 Norm bloedglucose = 4-7 mol/L
Vul in bij de nummers:
  • insuline
  • glucagon
  • glucose
  • glycogeen
  • lever
  • alvleesklier
  • stimuleert glycogeen opbouw
  • stimuleert glycogeen afbraak
  • bloedsuikerspiegel gaat omlaag
  • bloedsuikerspiegel gaat omhoog
  • stimuleert opname van glucose in de cellen

Slide 4 - Slide

Welke begrippen horen bij de nummers van de bloedsuikerregeling?
A
3= glucagon; 4= insuline 5= glycogeen; 6= glucose
B
3= insuline; 4= glucagon 5= glucose; 6= glycogeen
C
3= glycogeen; 4= glucose 5= glucagon; 6= insuline
D
3= glucose; 4= glycogeen 5= insuline; 6= glucagon

Slide 5 - Quiz

Regeling bloedsuiker.                 Norm bloedglucose = 4-7 mol/L
1 = lever
2 = alvleesklier
3 = glucagon
4 = insuline
5 = glycogeen
6 = glucose
7 = bloedsuikerspiegel gaat omhoog
8 = bloedsuikerspiegel gaat omlaag
9 = stimuleert glycogeen afbraak
10 = stimuleert glycogeen opbouw
11 = stimuleert opname van glucose in
       de cellen

Slide 6 - Slide

Waardoor wordt de hoeveelheid insuline geregeld die wordt afgegeven?
A
door de hoeveelheid koolhydraten in het voedsel dat in de dunne darm zit
B
door de hoeveelheid glucose in het bloed
C
door de mate van activiteit van de alvleesklier bij de enzymproductie
D
door de grootte van de glycogeenvoorraad die in de lever aanwezig is

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Welk nummer geeft
de hypofyse aan?
A
nummer I
B
nummer II
C
nummer III
D
nummer IV

Slide 9 - Quiz

Welk hormoon heeft de meest directe invloed
op de mate van urineproductie?

Slide 10 - Open question

Voorbeeld negatieve terugkoppeling
BINAS 89C

Slide 11 - Slide

Homeostase
= het vermogen het inwendige milieu voor de cellen zo constant mogelijk te houden

Om homeostase te handhaven moeten energie en stoffen worden aan- en afgevoerd

Sensoren kunnen in het controlecentrum liggen. Voorbeeld: de temperatuursensoren van de mens liggen IN de hypothalamus.

Sensoren kunnen buiten het controlecentrum liggen. 
Voorbeeld: de CO2 concentratie wordt gemeten in de aorta en halsslagader 

Slide 12 - Slide

Sensoren, controlecentrum en effectoren staan met elkaar in verbinding
door middel van het zenuwstelsel en het hormoonstelsel

Slide 13 - Slide

Bij een regelkring kan positieve terugkoppeling plaatsvinden. Waarom komt deze vorm
bijna niet voor bij homeostase?
A
Door positieve terugkoppeling schommelt de waarde van het interne milieu niet om een bepaalde norm.
B
Door positieve terugkoppeling wordt niet alleen het interne milieu geregeld maar ook het externe milieu.
C
Positieve terugkoppeling werkt niet met hormonen en het zenuwstelsel.
D
Positieve terugkoppeling heeft geen invloed op het interne milieu.

Slide 14 - Quiz

HUISWERK
Bestudeer 13.5 en maak
opdrachten 4 + 6 t/m 10
(en maak de examentraining van H13)

Slide 15 - Slide