Bezittelijk voornaamwoord + Nederlands

Bezittelijk voornaamwoord + Nederlands
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Bezittelijk voornaamwoord + Nederlands

Slide 1 - Slide

Eerst kijken we naar het bezittelijk voornaamwoord in het Nederlands. 
Deze moet je namelijk begrijpen, als je het ook in het Duits wil kunnen.

Slide 2 - Slide

Dit is Anna. ... fiets staat hier.
A
zijn
B
haar
C
jullie
D
mijn

Slide 3 - Quiz

Inge en Lars, .... oma is er.
A
mijn
B
onze
C
jullie
D
zijn

Slide 4 - Quiz

Zie je Marcel? En waar is ... hond?
A
hun
B
haar
C
zijn
D
onze

Slide 5 - Quiz

Waar hebben we ... auto gezet?
A
mijn
B
jullie
C
hun
D
onze

Slide 6 - Quiz

Anne, waar is ... boek?
A
mijn
B
jouw
C
haar
D
zijn

Slide 7 - Quiz

Waar heb ik ... sleutels toch gelaten?
A
mijn
B
jouw
C
onze
D
uw

Slide 8 - Quiz

Mevrouw Jansen, hier is ... bril.
A
mijn
B
haar
C
zijn
D
uw

Slide 9 - Quiz

Nu naar het Duits

Slide 10 - Slide

Wat is het Duitse woord voor jouw?
A
mein
B
dein
C
unser
D
Ihr

Slide 11 - Quiz

Wat is het Duitse woord voor ons/ onze?
A
unser
B
euer
C
sein
D
ihr

Slide 12 - Quiz

Wat is het Duitse woord voor uw?
A
euer
B
ihr
C
dein
D
Ihr

Slide 13 - Quiz

Wat is het Duitse woord voor zijn?
A
euer
B
Ihr
C
dein
D
sein

Slide 14 - Quiz

Wat is het Duitse woord voor jullie?
A
unser
B
euer
C
sein
D
mein

Slide 15 - Quiz

Let goed op: Achter het bezittelijk voornaamwoord komt een e, als er een een vrouwelijk zelfstandig naamwoord of meervoud achter staat.

Dus: mein Vater, maar meine Mutter
Mein Pferd (onzijdig), maar meine Katzen (meervoud)

Slide 16 - Slide

Hoe weet je of een woord
Hoe weet je of een woord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is?

der = mannelijk
das = onzijdig
die = vrouwelijk of meervoud

Slide 17 - Slide

der Stiefel
A
mein
B
meine

Slide 18 - Quiz

der Rock
A
sein
B
seine

Slide 19 - Quiz

die Bluse
A
unser
B
unsere

Slide 20 - Quiz

die Frisur
A
dein
B
deine

Slide 21 - Quiz

das Kleid
A
euer
B
eure

Slide 22 - Quiz

das T-Shirt
A
Ihr
B
Ihre

Slide 23 - Quiz

die Haare
A
mein
B
meine

Slide 24 - Quiz

Vul alleen het bezittelijk voornaamwoord in. die Socken - mijn

Slide 25 - Open question

Das Auge - jouw

Slide 26 - Open question

Die Kette - jullie

Slide 27 - Open question