2TB - Bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Hallo!
Afgelopen vrijdag zijn we begonnen met de uitleg over het bezittelijk voornaamwoord.

We gaan de uitleg nu herhalen en daarna oefenen.

Aan het eind van de les ken je de bezittelijke voornaamwoorden en kun je deze toepassen. 

Slide 2 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord

Maar wat is het bezittelijk voornaamwoord ook alweer?
Kijk naar het volgende uitlegfilmpje.
  ------->

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Hoe heet jouw oma?
A
hoe
B
heet
C
jouw
D
oma

Slide 5 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 6 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijke  voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.

mijn fiets

haar tekening

hun huis

jouw broer

zijn auto

Slide 7 - Slide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon een bezittelijk voornaamwoord:

ENKELVOUD

ik - mijn - mein(e)

jij - jouw - dein(e)

zij - haar - ihr(e)

hij - zijn - sein(e)  

het - zijn - sein(e)



Slide 8 - Slide

Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elk persoon een bezittelijk voornaamwoord.

MEERVOUD:

wij - ons/onze - unser(e)

jullie - jullie - euer/eure

zij - hun - ihr(e)

u - uw - Ihr(e)



Slide 9 - Slide

Mannelijk (der) en onzijdig (das)

mijn- mein    

jouw- dein  

haar- ihr   

zijn - sein  

zijn- sein   

 ons\onze - unser

jullie-euer       

hun - ihr        

uw - Ihr

Slide 10 - Slide

vrouwelijk (die) en meervoud (die)

mijn- mein   

jouw- dein e

haar- ihre   

zijn - seine  

zijn- seine   

 ons\onze - unsere

jullie-euere (eure)       

hun - ihre        

uw - Ihre

Slide 11 - Slide

De regel is dus:
Bij der en das woorden:  Ein/Kein/Mein/Dein/Sein

Bij die woorden: Eine/Keine/Meine/Deine/Seine

Die eindigt op een e, dus er komt ook een e achter ein/kein/mein, enz.

Slide 12 - Slide

Mannelijke woorden zijn:
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

Vrouwelijke woorden zijn:
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

Onzijdige woorden zijn:
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

Meervoud woorden zijn:
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

Even oefenen
Tussen haakjes staat of het woord:
mannelijk (m)
vrouwelijk (v)
onzijdig (o)
meervoud (mv)
is

Slide 17 - Slide

Was ist ...............(jouw) Name(m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr

Slide 18 - Quiz

...............(mijn) Hobby(o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein

Slide 19 - Quiz

Das sind..................(onze) Eltern(mv).
A
deine
B
dein
C
unser
D
unsere

Slide 20 - Quiz

............ (jullie) Weinachtsbaum(m) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 21 - Quiz

................(onze) Klassenlehrer(m) heißt Meier.
A
Ihr
B
Ihre
C
Unser
D
Unsere

Slide 22 - Quiz

Maaike ist ..............(haar) Freundin(v).
A
euer
B
ihr
C
ihre
D
euere

Slide 23 - Quiz

.............(uw) Handy(o) klingelt , Frau Schmidt!
A
Dein
B
Ihr
C
Ihre
D
Deine

Slide 24 - Quiz

Das ist ........................ (mijn) Geburtstagsgeschenk(o)
A
meine
B
seine
C
mein
D
sein

Slide 25 - Quiz

........... (jullie) Auto(o) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer

Slide 26 - Quiz

Das ist ........... (mijn) Fahrrad (o).
A
meine
B
deine
C
mein
D
sein

Slide 27 - Quiz

Wat vind je aan dit onderdeel nog lastig?

Slide 28 - Open question

Je LessonUp is nu af!
Dit was je huiswerk voor vandaag! 

Dit was ook meteen je laatste les Duits van deze week, want donderdag en vrijdag ben je vrij!
(Hemelvaartsdag + dag na Hemelvaart)

Doei!

Slide 29 - Slide