Havo 3 ww op -ER-IR-RE in verschillende tijden

Havo 3 ww op -ER-IR-RE in verschillende tijden
présent
passé composé
imparfait
futur

1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Havo 3 ww op -ER-IR-RE in verschillende tijden
présent
passé composé
imparfait
futur

Slide 1 - Slide

Welke groepen regelmatige
werkwoorden zijn er?
A
ww op -en, -er, -ri
B
ww op -er, -ri, -ir
C
ww op -er, -re, -ir
D
ww op -er, -en, -ri

Slide 2 - Quiz

Regelmatige werkwoorden op -er
Regelmatige werkwoorden op -ir
Regelmatige werkwoorden op -re
Vendre
Finir
Aimer
Choisir
Attendre
Regarder

Slide 3 - Drag question

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'je finis'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 4 - Quiz

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'nous répondons'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 5 - Quiz

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'il choisit'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 6 - Quiz

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'elle parle'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 7 - Quiz

Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'je vends'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord

Slide 8 - Quiz

présent
imparfait
passé composé
futur
je donne
je donnais
j'ai donné
je donnerai

Slide 9 - Drag question

choisissait
attendiez
a écouté
était
a rencontré
avaient
sont tombés
passé composé
passé composé
passé composé
imparfait
imparfait
imparfait
imparfait

Slide 10 - Drag question

Regelmatige werkwoorden -er
Regelmatige werkwoorden -ir
Regelmatige werkwoorden -re
Passé composé
stam + i
stam + u
stam + é

Slide 11 - Drag question

-er        j'ai parl


-ir         j'ai grand


-re        j'ai perd
Wat zijn de uitgangen in de passé composé?
i
é
u

Slide 12 - Drag question

De passé composé:
A
Is de voltooid tegenwoordige tijd
B
je hebt een voltooid deelwoord
C
je hebt een hulpwerkwoord nodig
D
-er = é -ir = i -re = u

Slide 13 - Quiz

Om de stam van de imparfait te vinden haal ik -er, ir-re van de regelmatige werkwoorden
A
VRAI
B
FAUX

Slide 14 - Quiz

I
Wat zijn de juiste
uitgangen van de imparfait?
Grammaire verbes -er / -ir / -re
A
ai, as, a ons, ez, ont
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
e, es, e, ons, ez, ent
D
a, ez, ont, ais, et

Slide 15 - Quiz

-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
dit zijn uitgangen van
A
De présent van ww op -ir
B
De présent van ww op -er
C
De présent van ww op -re
D
De présent van ww op -en

Slide 16 - Quiz

-s, -s, -t , -issons, -issez, -issent
dit zijn uitgangen van
A
De présent van ww op -ir
B
De présent van ww op -er
C
De présent van ww op -re
D
De présent van ww op -en

Slide 17 - Quiz

ir ww: in présent
  il/elle/on
  nous
  vous
  ils/elles
  tu
   je
issons
issent
is
issez
it
is

Slide 18 - Drag question


tu (choisir = kiezen, passé composé)

Grammaire verbes -ir 
A
as choisi
B
a choisi
C
est choisi
D
es choisi

Slide 19 - Quiz

le présent
       -RE
je vend
tu vend
il/elle/on vend
nous vend
vous vend
ils/elles vend
s
ons
ez
ent
s

Slide 20 - Drag question

Regelmatige werkwoorden 
op -re
Je
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
s
s
-
ONS
EZ
ENT

Slide 21 - Drag question

répondre
attendre
entendre 
vendre
perdre
défendre
De werkwoorden op –RE :
verkopen
antwoorden
wachten
horen
verliezen
verdedigen

Slide 22 - Drag question

Je
Ils/elles
Vous
Nous
Il/elle/on
Tu
Verbes en        -er          -ir           -re
Wat zijn de uitgangen in de présent?
-e
-it
-ent
-ons
-s
-issons
-s
-is
-ons
-issent
-is
-es
-
-ez
-ent
-ez
-issez
-e

Slide 23 - Drag question

P.C. van de werkwoorden op -re
nous - attendre (avoir)
wij hebben gewacht =

Slide 24 - Open question

P.C. van de werkwoorden op -ir
je - finir (avoir)
ik heb afgemaakt =
ils (perdre) - P.C.

Slide 25 - Open question

P.C. van de werkwoorden op -er
tu - regarder (avoir)
jij hebt gekeken =
ils (perdre) - P.C.

Slide 26 - Open question

Hoe maak je imparfait?
A
nous vorm min ONS + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
B
heel ww + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
C
heel ww + uitgangen (ai, as, a, ons, ez, ont)
D
ww min er/ir/re + é, i of u

Slide 27 - Quiz

Hoe maak je passé composé?
A
ww - er/ir/re + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
B
heel ww + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
C
heel ww + uitgangen (ai, as, a, ons, ez, ont)
D
hulpww hebben/zijn + é, i of u

Slide 28 - Quiz



Wat is de futur?
Grammaire 'futur'
A
tegenwoordige tijd
B
voltooide tijd
C
toekomende tijd
D
verleden tijd

Slide 29 - Quiz



Futur =
Grammaire 'futur'
A
Hele werkwoord + uitgangen avoir
B
Hele werkwoord + uitgangen imparfait

Slide 30 - Quiz



Wat zijn de uitgangen van de futur?
Grammaire 'futur'
A
ai, as, a, ons, ez, ont
B
e, es, e, ons, ez, ent
C
ais, ais, ait, ions, iez, aient

Slide 31 - Quiz


Je ________ (danser -futur)
Grammaire 'futur'
A
danse
B
danserai
C
dansais
D
ai dansé

Slide 32 - Quiz


Je ________ (vendre -futur)
Grammaire 'futur'
A
vendreai
B
vendrai
C
vendai
D
vendrais

Slide 33 - Quiz



Quelle phrase est en futur ?
Grammaire 'futur'
A
Je prendrais le temps.
B
J'attendai le bus.
C
Je vendrai ma voiture.
D
Je répondreai au prof.

Slide 34 - Quiz

Verbuga
Ga naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden op -er, -ir en -re.
  1. In de linkerkolom vink je alle tijden van présent, passé composé en imparfait , futur aan.
  2. In de kolom helemaal rechts vink je 3 werkwoorden aan:                       regarder, choisir, entendre
  3. Klik op confirmer.
  4. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen, in welke tijd en bij welke persoon. Vul je antwoord in.
  5. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

Slide 35 - Slide