formuleren verwijzen naar de- en het-woorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom!

Aan het einde van de les...

... weet je waarom we verwijswoorden gebruiken.

...kun je op de juiste manier verwijzen naar de- en het-woorden.

Lees het onderstaande fragment:

SpongeBob is alweer vijftien! Om die te vieren is er een nieuwe bioscoopfilm, Spons op het droge. Daarin moeten tekenfilmheld SpongeBob en zijn onderwatervrienden het opnemen tegen een piraat dat hun geheime recept van de Krabburger op slinkse wijze in handen heeft gekregen. Ze komen voor het eerst boven water om achter het recept aan te gaan en die terug te pakken.

Wat is er niet goed gegaan in deze tekst?

Vraag:

Lees het onderstaande fragment:

SpongeBob is alweer vijftien! Om die te vieren is er een nieuwe bioscoopfilm, Spons op het droge. Daarin moeten tekenfilmheld SpongeBob en zijn onderwatervrienden het opnemen tegen een piraat dat hun geheime recept van de Krabburger op slinkse wijze in handen heeft gekregen. Ze komen voor het eerst boven water om achter het recept aan te gaan en die terug te pakken.

Wat is er niet goed gegaan in deze tekst?

Vraag:

Verwijswoorden

> Wijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd is (=antecedent)

> Het geslacht van het woord bepaalt welk verwijswoord je gebruiken moet.

4 verwijswoorden:

Is het zelfstandig naamwoord...

... een de-woord? 

> mannelijk (m)/ vrouwelijk (v)

> verwijs met deze, die

... een het-woord? 

> onzijdig (o)/ verkleinwoord

> verwijs met dit, dat

Voorbeelden:

De fiets die in de schuurt staat is mijn nieuwe fiets.

Die verwijst naar het antecedent 'fiets', dat is een de-woord, dus gebruik je 'die'.

Het meisje dat ik heb leren kennen is erg aardig.

Dat verwijst naar het antecedent 'meisje', dat is een het-woord, dus gebruik je 'dat'.

Aan de slag!

* Werk eventueel samen. 

* Fluister zacht.

* Maak de opdrachten van H2 Formuleren.

* Gebruik een online woordenboek om het woordgeslacht op te zoeken.

* Eind van de les kan alles af zijn.

Klaar? 

Lees stil uit je leesboek óf

werk aan een ander vak.

Werk door..:

* Zelfstandig en stil.

* Maak de opdrachten van H2 Formuleren.

* Gebruik een online woordenboek om het woordgeslacht op te zoeken.

* Eind van de les kan alles af zijn.

Klaar? 

Werk verder aan formuleren hoofdstuk 1 zinnen correct begrenzen

Werk door...

* Werk eventueel samen. 

* Fluister zacht.

* Maak de opdrachten van H2 Formuleren.

* Gebruik een online woordenboek om het woordgeslacht op te zoeken.

* Eind van de les kan alles af zijn.

Klaar? 

Maak de opdrachten van formuleren van hoofdstuk 1 zinnen correct begrenzen

Mijn vriend .. ik van de basisschool ken, kan erg goed voetballen.

1. Die
2. Deze
3. Dit
4. Dat

Ik eet graag een appel, maar alleen als ... zoet is.

1. Die
2. Deze
3. Dit
4. Dat

Een meisje ... ik ken, gaat voetballen bij Oranje Wit.

1. Die
2. Deze
3. Dit
4. Dat

Weet je nu waarom je verwijswoorden gebruikt?

1. Ja
2. Nee

Kun je op de juiste manier verwijzen met verwijswoorden?

1. Ja, foutloos
2. Bijna foutloos
3. Nee