1MH3 - Lezen 2 : 1.6 Verwijswoorden

LESPROGRAMMA
1. Nakijken huiswerk Leestaak 5
2. Voorkennis : feiten en meningen
3. Verwijswoorden en opdracht maken uit de module Woordenschat
4. Lezen

Module Woordenschat : inleveren uiterlijk 13 februari op papier of digitaal
Inleveren schrijfopdracht VKO vóór vrijdag 28 januari
Niet vergeten: leeskwartieren bijhouden!
Elke les je leesboek meenemen 


1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

LESPROGRAMMA
1. Nakijken huiswerk Leestaak 5
2. Voorkennis : feiten en meningen
3. Verwijswoorden en opdracht maken uit de module Woordenschat
4. Lezen

Module Woordenschat : inleveren uiterlijk 13 februari op papier of digitaal
Inleveren schrijfopdracht VKO vóór vrijdag 28 januari
Niet vergeten: leeskwartieren bijhouden!
Elke les je leesboek meenemen 


Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het einde van de les...

... weet je waarom we verwijswoorden gebruiken.

...kun je op de juiste manier verwijzen naar de- en het-woorden.

Slide 2 - Slide

Lees het onderstaande fragment:
SpongeBob is alweer vijftien! Om dit te vieren is er een nieuwe bioscoopfilm, Spons op het droge. Daarin moeten tekenfilmheld SpongeBob en zijn onderwatervrienden het opnemen tegen een piraat dat hun geheime recept van de Krabburger op slinkse wijze in handen heeft gekregen. Ze komen voor het eerst boven water om achter deze aan te gaan en het recept terug te pakken.
Wat is er niet goed gegaan in deze tekst?
Vraag:

Slide 3 - Slide

Lees het onderstaande fragment:
SpongeBob is alweer vijftien! Om dit te vieren is er een nieuwe bioscoopfilm, Spons op het droge. Daarin moeten tekenfilmheld SpongeBob en zijn onderwatervrienden het opnemen tegen een piraat dat hun geheime recept van de Krabburger op slinkse wijze in handen heeft gekregen. Ze komen voor het eerst boven water om achter deze aan te gaan en het recept terug te pakken.
Wat is er niet goed gegaan in deze tekst?
Vraag:

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
> Wijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd is (=antecedent)

> Het geslacht van het woord bepaalt welk verwijswoord je gebruiken moet.

Slide 5 - Slide

4 verwijswoorden:
Is het zelfstandig naamwoord...
... een de-woord
> mannelijk (m)/ vrouwelijk (v)
> verwijs met deze, die

... een het-woord
> onzijdig (o)/ verkleinwoord
> verwijs met dit, dat

Slide 6 - Slide

Voorbeelden:
De fiets die in de schuur staat is mijn nieuwe fiets.
Die verwijst naar het antecedent 'fiets', dat is een de-woord, dus gebruik je 'die'.

Het meisje dat ik heb leren kennen is erg aardig.
Dat verwijst naar het antecedent 'meisje', dat is een het-woord, dus gebruik je 'dat'.

Slide 7 - Slide

OPDRACHT 

Maak de opdracht Verwijswoorden uit de module Woordenschat:
Opdracht 3 : Verwijswoorden https://maken.wikiwijs.nl/61674
It's Learning -> Bronnen -> Woordenschat

It's Learning -> Bronnen -> Leesvaardigheid -> Leestaak 5
Lees de tekst:  Het is een negatieve column over school geworden, sorry.
Maak daarna de opdrachten 1 tot en met 14

Als je de opdrachten af hebt, werk je verder aan de module Woordenschat


Slide 8 - Slide

timer
15:00

Slide 9 - Slide

Einde van de les

Slide 10 - Slide