Taalverzorging-werkwoordspelling-herhaling

Taalverzorging herhaling
Herhaling werkwoordspelling
Vormen van hebben en zijn
Zinnen in een andere tijd zetten
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taalverzorging herhaling
Herhaling werkwoordspelling
Vormen van hebben en zijn
Zinnen in een andere tijd zetten

Slide 1 - Slide

Herhaling werkwoorden
De eerste stap bij werkwoord spelling is, in welke tijd staat de vraag?

We behandelen drie opties:
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
Voltooid deelwoord

Slide 2 - Slide

Ik …….. (vertellen) veel. t.t.
Hij ……. (vertellen) veel. t.t.
Ik …….. (vertellen) veel v.t.
Ik heb veel ……… (vertellen) v.d

Slide 3 - Open question

Het vuur …….. (branden) goed. T.t.
Het vuur …….. (branden) goed. v.t.
Het vuur heeft goed …….. branden) v.d.

Slide 4 - Open question

Vormen van hebben en zijn
Hebben
Ik heb/ had
Hij/ zij/ u / jij heeft/ had
Wij/ zij hebben/ hadden
Zijn
Ik ben/ was
Hij/ zij/ u is/ was
Wij/ zij zijn/ waren 

Slide 5 - Slide

1. We ……… deze pauze een broodje gegeten.

Slide 6 - Open question

2. Vanuit de gym …….we naar de Albert Heijn gefietst.

Slide 7 - Open question

Ik ……. toen opgezocht wat de kortste weg was.

Slide 8 - Open question

Tim …….. gister vergeten waar we naar toe zouden gaan.

Slide 9 - Open question

Gelukkig …….. ik mijn iPhone nu niet vergeten.

Slide 10 - Open question

Werkwoordspelling 
Tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooid deelwoord

Slide 11 - Slide

Hij ... gisteren veel te laat thuis ….. (zijn, komen, v.d.)

Slide 12 - Open question

Als ik later groot ben, wil ik in de villa wonen waar mijn oma altijd in heeft ... . (wonen, v.d)

Slide 13 - Open question

“... dan maar op kamers,” zei mijn moeder, toen ik mijn kamer niet had opgeruimd. (gaan, t.t)

Slide 14 - Open question

Karin ... eerder vaak over de flat waar ze is opgegroeid. (praten, v.t.)

Slide 15 - Open question

Het ... een moeilijke klus om dat huis te renoveren. (worden, t.t.)

Slide 16 - Open question

Verander de zin van tijd.
Bijvoorbeeld: Ik ga graag op vakantie – Ik ging graag op vakantie

Slide 17 - Slide

Een leerling gooit een mandarijn door de aula.

Slide 18 - Open question

Ik race er snel heen.

Slide 19 - Open question

René hield de leerling tegen

Slide 20 - Open question